A. DE STADHOUDERS (1). Prins Willem III, sinds 1672-1675 erfstadhouder van Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht en Overijssel. 23 Februari 1689. Kroning van den Prins en zijne gemalin Maria tot Koning en Koningin van Engeland, als William III en Mary II. October 1691. Willem III door het Iersche parlement als koning erkend. 13 Augustus 1696. Opdracht van Drente tot het erfstadhouderschap. 7 Januari 1695. Dood van Koningin Maria. 19 Maart 1702. Dood van Willem III, de laatste Oranje uit het Huis van Nassau-Dillenburg. Willem III bevestigde bij testamentaire beslissing zijn achterneef prins Johan Willem Friso van Nassau-Dietz als eenige erfgenaam. Deze, een kleinzoon van prinses Albertina Agnes, tweede dochter van prins Frederik Hendrik, nam terstond den titel van prins van Oranje aan. Koning Frederik I van Pruisen, zoon van prinses Louise Henriet- te, oudste dochter van prins Frederik Hendrik, zich beroepende op -het testament van laatstgenoemde, maakte aanspraak op de erfenis en nam alvast een gedeelte'daarvan in bezit. Ook hij nam den titel van prins van Oranje aan. Prins Hendrik Casimir, sinds 1664 erfstadhouder van Friesland, stadhouder van Groningen en (1674) van Drente, gehuwd met prinses Henriette Amalia van Anhalt-Dessau. 's Prinsen zuster Amalia huwde 29 November 1690 hertog Johan Willem II van Saksen Eisenach; zij stierf 16 Februari 1695. Na overlijden van Hendrik Casimir (A5 Maart 1696) erkenden de Staten van Friesland op 27 Maart, uit kracht der resolutie van 18 Februari 1675, zijn zoon Johan Willem Friso als erfstadhouder van hun gewest. De Staten van Groningen benoemden hem pas in 1708 tot hun stadhouder. De nieuwe erfstadhouder, geboren 4 December 1687, kwam onder voogdij zijner grootmoeder Albertina Agnes zij overleed reeds op 24 Mei 1696, waarna zijn moeder PIenriette Amalia als voogdes optrad. Na overlijden van koning Willem III zonden de Staten van Friesland een bezending naar de Staten van Drente om hen te bewegen tot de keuze van prins Johan Willem Friso als stadhouder. Voorloopig gaf Drente daaraan geen gevolg (2). (1) Voor de familie-verbintenis, Zie Bijlage II van deel V. (2) Res. Friesl. 15 April 1702.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 243