231 b. Provinciale, bevelhebbers. In de ordinaris staten van oorlog wordt alleen op de repartitie van Utrecht onder het hoofd „Traktementen" genoemd Godard van Reede- Ginkel als gouverneur der provincie, ad 100 per maand. Friesland en Groningen hieven zich voortdurend tegen deze post verzetten. c. Veldmaarschalken (1). 1°. Veldmaarschalk. Sinds 1679 vorst George Frederik, graaf van Waldeck, Pyrmont en Culemborg. G. 10 Februari 1620, O. 19 November 1692. In Augustus 1692 legde hij, wegens toenemende ziekte, de betrekking neder. Hij gaf in een schrijven uit Arolsen d.d. 18 November aan Hunne Hoog Mogenden kennis van het afnemen zijner krachten, met dankbetui ging „voor d'eere van in den dienst van den Staat te „wesen geemploy- „eerd". Den volgenden dag berichtte de vorstin-weduwe zijn overlijden (2). Comm. S.G. 7 September 1693. Johan Adolf, erve tot Noorwegen, hertog tot Sleeswijk-Holstein, Stormarm en de Ditmarschen, graaf tot Oldenburg en Delmenhorst. G. 8 April 1634, O. 2 Juli 1704. Hier te landen werd hij naar den tak van zijn geslacht meestal ge noemd: Hans Adolf, hertog van Holstein-Ploen. Zijn aanstelling tot veldmaarschalk als opvolger van Waldeck ontlokte protest van Fries land, omdat daardoor „de authoriteyt, de praerogativen en praeminentien „van prins Hendrik Casimir hooghlijck syn geledeert en te kort ge- „daen". Groningen stemde daar mede in. In Maart 1696 ging de hertog met langdurig verlof naar Holstein en keerde niet meer naar de Repu bliek terug; zijn traktement van veldmaarschalk kwam voor 't laatst op den Staat van oorlog voor 1697bij het uitbreken van den Spaanschen erfopvolgingsoorlog verzocht hij te vergeefs als veldmaarschalk weder te mogen intreden; niet lang daarna overleed hij (3). 2°. Veldmaarschalk. Comm. S.G. 15 Juli 1689. Prins Walrad van Nassau-Saarbrucken en Saarwerden, heer tot Laer, Wiesbaden en Idstein. (Tak Usingen). G. 24 Februari 1635. O. 17 October 1702. Als generaal der cavalerie verzocht de prins aanstelling tot veldmaar schalk op grond, dat die rang aan Prins Hendrik Casimir was toege dacht en dat generaals, die onder hem hadden gediend, door andere mogendheden tot veldmaarschalk waren benoemd. Koning Willem onder steunde zijn verzoek „in overweging soo van sijne geboorte, ende van de (1Traktement 1666-8-4 ter maand. (2) Res. S.G. 16 Augustus, 28, 29 November 1692. Zie Aanteekening N° 40 en Deel IV bladz. 381. (3) Res. S.G. 23 October, 13, 26 November 1693, 4 Januari 1694, Seer. Res. S.G. 20 Maart m 1696. Res. S.G. 6 Mei 1702.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 245