'232
„groote diensten bij sijn heer vader (1) ende voorouders aen den bande
„gedaan, als in de seeckere verwachtinge dat hij naer derselver erffelijek
„exempel met alle applicatie, getrouwigheyt ende yver die functie soude
waernemen, ook den dienst van den Staet betrachten". De aanstelling
bepaalde, dat de prins rang zou nemen na Waldeck, gelijk hij zulks
ook als generaal der cavalerie gedaan had. Op 10 October 1690 benoemde
keizer Leopold den prins tot „veltmarschalck over desselfs crijgsvolcken
„soo te paert als te voet"; Hunne Hoog Mogenden gaven toestemming
om de benoeming aan te nemen. Na vertrek van den hertog van Holstein-
Ploen vertrouwde koning Willem hem het opperbevel over het Staatsche
leger toe (2).
Comm. S.G. 19 October 1702. Godard van Reede, eerste graaf van
Athlone, baron van Aughrim, vrijheer van Amerongen, Middachten en
Ginkel.
G. 4 Juni 1644, O. 11 Februari 1703.
3° veldmaarschalk.
Comm. S.G. 15 Juli 1689. Prins Hendrik Casimir van Nassau-Siegen,
erfstadhouder van Friesland, stadhouder van Groningen en Drente.
Reeds misnoegd door de niet-benoeming tot 2e veldmaarschalk, verliet
de prins in 1693 den dienst, omdat hij werd voorbij gegaan als opvolger
van Waldeck.
d. Generaals.
De vele benoemingen door Willem III in de verschillende generaais-
rangen overtroffen weldra het aantal, waarvoor traktement kon worden
uitgetrokken. Zij, die in de termen vielen, zagen in oorlogstijden hun
traktement verdubbeld 1666-13-4 voor een generaal, 500 voor een
luitenant-generaal, 250 voor een generaal-majoor „behoudelyck dat de
respective provincies alle jaeren haer vrije deliberatie ende consent,,
„sullen hebben op deze saecke". Aangezien de generaals niet in persoon
bij hunne regimenten konden dienen, voorzag Willem III daarin door
aanstelling in titulaire rangen van kolonel (kolonel-commandant), luite
nant-kolonel en majoor, buiten last van den Lande (3).
Na aanvaarding der koninklijke waardigheid bestendigde Willem III
den rang van brigadier, beter brigadier-generaal, volgende op dien van
generaal-majoor. Pas in 1701 stelde men hunne benoemingen in officieele
bescheiden te boek; traktement was daaraan niet verbonden (4). De
brigadiers aanvaarden slechts op schriftelijke lastgeving het bevel over
(1) Willem Lodewijk, O. 22 Augustus 1640.
(2) Res. S.G. 9, 20, 22 Juni, 5 Juli, Res. H. 25 Juni 1689, Res. S. G.12, 16 Februari 1691,
16 April 1696.
(3) Res. S.G. 31 Mei 1689, 20 October 1702.
(4) Zie Aanteekening N° 41.