238 een brigade, in den regel samengesteld uit drie regimenten, waarbij zij terzijde werden gestaan door brigade-majoors. Na overlijden des konings onderrichtte de gedeputeerde Jacob- van Borsselen van der Hooge, - heer van Geldermalsen, den Raad van Staat, dat „Sijne Majesteyt van „Groot Brittannien'glorieuser gedagtenisse gewoon is geweest tegen het „eyndigen vande campagne te doen geeven een present van omtrent „duysent gulden aen ieder major de Briguade, soo te voet als te paerd „voor haare gedaene diensten dat die saeck in sig zelfs soo rede lijk is zijnde de onkosten vande equipage en paerden, die fatigens welcke „de voorschreve majoors de briguade moeten doen, als konnende „sonder haer geen ordres geexecuteert worden, soo groot dat se ten „minsten die voorschreve recompens meriteren, en dat het niet moogelyk „zal weesen sonder dat douceur officieren te konnen vinden, die sigh „die fatigens zullen willen onderwerpen". Als gevolg kende de Raad aan eiken brigade-majoor, die den veldtocht van 1702 had bijgewoond, 1000 uit de legerlasten toe, doch bepaalde daarbij dat voortaan die vergoeding alleen zou worden verstrekt bij aanstellingen door of namens de hooge regeering (1). De Staten van Friesland verzetten zich aanvankelijk tegen de benoe ming van brigadiers, doch erkenden in 1702, dat „de tegenwoordige „toestant van tijden en saken (die meer als ooit voor dese een goede „harmonije en eendragt tusschen de respective leden van de Unie „vereischt) niet toelaet om daarover verdere beweginge te moeten „maecken" (2). (1) Res. R. v. St. 14 Augustus, 16 October, 25 November 1702. 2) Res. Friesl. 26 Augustus 1702.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 247