•240 h. Groot-provoosten of geweldigen-generaal van het leger. Comm. 21 April 1674 Johan Orrock (1). Comm. 23 November 1697 sinds 1 Mei Jeremias Orrock. Samenstelling van het personeel. a. Op voet van vrede (volgens den Staat van oorlog voor 1701). Geweldige provoost-generaal 100, mits houdende een paard; reiskosten 3 daags. 10 trawanten ad 12, 1 scherprechter 24, samen 244 ter loopende maand, waarvan afgetrokken, ingevolge Res. S.G. 19 November 1680 het traktement van 2 trawanten ten behoeve van Adriaan Verlee, provoost van de garde van Zijne Majesteit ad 20 's maands. b. Voor oorlogstijd (G.P.B.Y. 126 1 provoost-generaal 304-5 1 luitenant met paard60 2 onderofficieren met paarden„120 1 auditeur met paard 60 1 korporaal„32 1 schrijver„25 d.d. 1 Januari 170*2). 5 hellebardiers80 21 lichte ruiters588 1 stokmeester„IS 4 stokknechts„64 1 scherprechter„32 2 scherprechters„60 De order van 16 April 1681 betreffende den rang van de geweldige provoosten in de gouvernementen en commandementen werd herhaald bij Res. R.v.St. 6 Januari 1691. In 1698 verscheen „Nader reglement op de declaratien van de geweldige „provoosten in de frontieren", waarbij een tarief voor de scherprechters. Dit laatste viel niet in sommiger smaak: de scherprechter te Maastricht weigerde „absolutely k" naar dit tarief terecht te stellen „drie delinquenten „met den koorde gestraft, twee gegeeselt, gebrandmerkt ende ver bannen (2). Tot de disciplinaire tuchtmiddelen behoorden ware foltertuigen, als een houten paard met scherpen rug, waarop tot vier personen (ook vrouwen) gebonden konden worden, soms de beenen bezwaard met allerhande voorwerpen; een staak of paal, waaraan iemand zoodanig met gebonden handen werd opgehangen, dat de voeten slechts steun konden vinden op scherp gepunte paaltjes (3). (1) Arent van Dalen, gewezen provoost, generaal, zag zijn verzoek afgeslagen om den overleden Johan Orrock op te volgen (Res. R. v. St. 8, 19 Februari 1697). (2) Res. R. v. St. 18 Januari, 12 Maart 1698. (3) Zie Aanteekening N° 45.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 254