18
bleef geldelijke ondersteuning van Groot-Brittannië niet achterwege (1).
Reeds vóór de troonsbeklimming had prins Willem beloofd, dat hij op
kosten van Engeland „binnenkorten een considerabel secours herwaerts
„soude senden", waarvan de overtocht slechts van een goeden wind afhing.
Op 1 April aanvaardden de eerste Britsche hulpkorpsen kort te voren
opgericht de reis naar de lage landen; tegen contante betaling ont
vingen zij hunne wapenen uit het magazijn van Delft (2).
Het liet zich aanzien, dat „een considerable armee met alle behoefften
versien" in 't voorjaar te velde zou komen. Van Staatsche zijde behoorden
daartoe de geheele cavalerie en de dragonders, 44 regimenten infanterie,
het meerendeel der subsidietroepen inbegrepen (8).
De toeleg om de vesting Rijnberk, bezet door aanhangers van Willem
Egon van Fürstenberg den Franschen pretendent voor den aartsbisschop-
pelijken stoel van Keulen, door omkooping Waldeck kon tot 100.000
daarvoor besteden in handen te spelen van den wettigen souverein
keurvorst-aartsbisschop Jozef Clemens van Beieren, gelukte: op 15 Mei
gaf de gouverneur de stad aan den keurvorst van Brandenburg over;
Generaal-majoor F. J. van Baer van Slangenburg, die over 10.500
voor geheime diensten kon beschikken, had met 5 Staatsche infanterie-
regimenten aan het zoogenaamde beleg deel genomen. Het overgaan van
Rijnberk, hetwelk een garnizoen kreeg van 900 Keulschen, 300 Staatschen,
800 Brandenburgers en 800 Munsterschen, beschouwde men als een ge
lukkig begin van den veldtocht (4).
Terwijl de Franschen met hunne verdere oorlogstoebereidselen bezig
waren, liet Waldeck in Januari het Luiksche kasteel Houmay bezetten;
had hij over meer cavalerie kunnen beschikken, dan zouden andere
Luiksche plaatsen gevolgd zijn en ware het behalen van voordeelen door
de Franschen beter belet. In Februari nestelden dezen zich in de..stad
Luik, stapelden aldaar magazijnsvoorraden op, en begonnen aan de
ontmanteling van het kasteel. In verdere plannen werden zij gestuit
door de generaal-majoors A. G. van Flodrof en A. F. van Berlo, die
met hunne zwakker ruiterscharen zich, in weerwil van een 1000 man
sterk geleide, meester maakten van een convooi van 58 schuiten op de
Ourthe. Flodrof vestigde zich vervolgens in het Karthuizerklooster
buiten Luik en plaatste op doelmatige wijze posten aan de Maas, Ourthe
en Vesdre, hetwelk alle verkeer en ophalen van contributie voor den vijand
onmogelijk maakte. Weldra moesten de Franschen de stad Luik verlaten;
zij staken een gedeelte van Hoei in brand en bleven stroopen, waar zij
(1) Res. S.G. 7. 11 Februari, 7, 10 Maart, 2, 4 April, R. v. St. uitg. br. 16 April 1689. Zie
Aanteekening N° 6.
(2) Res. S.G. 25 Januari, Seer. Res. S.G. 3 Februari, Res. R. v. St. 19, 21 April 1689. Zie
Aantoekening N° 7.
(3) Zie Aanteekening N° 8.
(4) Res. R. v. St. 5, 6 Januari, 22 Februari, 2, 9, 16 Maart, Comm. R. v. St. 4 Maart,
jSecr. Rcs. S.G. 10. 18, 28 Mei, 31 October, R. v. St. Ing. Miss. 18 Mei 1689, Res. S.G. 11
Februari 1693. Onder Slangenburg trad Johan Hendrik Smits als kwartiermeester-generaal
op.