14
er kans toe zagen. Thans riep de prins-bisschop van Luik, Johan Lodewijk
van Elderf.n, die volgens verklaring van '20 December 1688 de zijde des
keizers had gekozen, de hulp in van de Republiek. Flodrof kreeg dienten
gevolge opdracht om met hem „over alle saecken te spreecken ende te
„conveniëren, ende vervolgens de behoorlijcke mesures te nemen voor de
„securiteijt van het Lant van Luyck ende het gemeene interest". De prins
ontving de beschikking over de dragonders van Berlo en het regiment
infanterie van F. van der Gracht de l'Escluse; Hunne Hoog Mogenden
weigerden evenwel 's prinsen verzoek, dat deze korpsen aan hem een eed
zouden afleggen (1).
Een maand na de oorlogsverklaring van Frankrijk aan Spanje (15 April),
kwam de vorst van Waldeck overeen met de Spaansche generaal der
artillerie Isidoro de la Cueba y Benavides, markies van Bedmar en
Assentar, graaf van Villanuova, om voor de verdediging der Zuidelijke
Nederlanden een korps van 15000 man te formeeren, waaronder 6000 man
Staatsche troepen. De landvoogd Guastanaga gaf aan Waldeck de
beschikking over 1500 ruiters, dezen in staat stellende om desgevorderd
detachementen naar den Rijn te zenden en een wakend oog te houden
op hetgeen omtrent de Maas kon gebeuren ('2). Voorts troffen Waldeck
en de landvoogd maatregelen in het belang der zee-provinciën. Zeeland
vond 't hoog noodzakelijk om de haven van Duinkerken te bezetten
„als sijnde het hooftnest, waeruyt enwaerheenen alle vijantlijcke kapers,
„de Noortzee ende Kusten deser Landen infesterende, haere roof uyt
„ende in brachten". Hiertegen had de vloot te waken. In 't laatst van
Juni vestigde graaf Willem Adrian de Hornes zich met eenige regi
menten te Deynze. Van hieruit had op 11 Juli een „aardighe rencontre"
plaats, waarbij 68 Franschen zich aan één sergeant en 10 soldaten moesten
overgeven; de aanvoerder kreeg een belooning van '200, elk soldaat
60, terwijl de bekomen wonden op staatskosten werden geheeld. Den
30sten Augustus brak Hornes van Deynze op en plaatste zijn rechter
vleugel bij Kortrijk, den linker- voorbij Harlebeke „die rugge tegens de
„rivier de Lijs". Drie dagen later doorbrak Hornes de vijandelijke stelling
bij Evregnies, bezette het fort en kasteel van Espierres en keerde met buit
beladen terug; hij vestigde vervolgens het hoofdkwartier te Evregnies
en vorderde contributiën tot over de Fransche grenzen. Aangezien het
platte land door de bevolking geheel was verlaten, constateerde hij de
inning voor onmogelijk, tenzij hij de on willigen vermocht „met meerder
naerdruck te constrigeren, selffs met het Branden van Huysingen ende
„goederen, ende voor eerst te beginnen, met die vande minste waerdije
„en aengelegentheyt". Aarzelend stemden Hunne Hoog Moogenden toe
in het „employeren ende aenwenden van soodanige middelen als volgens
(1) Res. S.G. 4 Januari, 7 Februari, 26 Maart, 9, 13, 14, 22 April, R. v. St. Ing. Miss. 9 Mei,
Seer. Res. S.G. 11, 20 Mei 1689.
(2) Seer. Res. S.G. 18 Mei 1689.