287 pend met musket of piek. Hoewel in 1690 de piek bij Fleurus hare min derwaardigheid tegenover de uitsluitend met vuurwapenen voorziene Franschen zonneklaar in 't licht had gesteld, verdween deze pas in 1713 voor goed uit het Staatsche leger. Nog in 1702 moest het regiment Lisle- marais, op last van den graaf van Novelles, inspecteur van het wapen, zich gedeeltelijk met pieken bewapenen, hoewel zulks in strijd was met de capitulatie (1). Men aarzelde met algemeene invoering van snaphanen, zoolang geen bajonet was gevonden, welke bij het vuurgevecht op den loop bevestigd kon blijven, ook haperde 't aan deugdelijke vuursteenen. In 1695 bleek bij de beproeving te Maastricht van 150,000 aangekochte vuursteenen, dat „nauwelijx thien of elff duysent goet zijn tot gebruijk „en dat alle de overige vande slegste en ondeugenste slag zyn". „De „Commiesen, met den aankoop belast, kregen last om zorg te dragen „voor goede en deugtsame in plaatse van de voorschreve onbequaame „steenen, op poene dat de inconvenienten, die by ontstentenisse van dien „soude mogen ontstaan, tot haare verantwoordinge sullen syn". Op hun bericht, dat geen betere soort was te vinden, volgde de lastgeving: omzien naar „bequame groote", daarvan 140.000 in te koopen en de kleine soort terug te geven. Zulks gelukte naar wensch, tegen 15 de duizend stuks (2), hetgeen de invoering van den snaphaan een stap verder bracht. In 1701 kocht Arent Sluyter, roermaker te Groningen, op last der Staten van het gewest, te Essen 2400 snaphanen en andere wapenen (3). D.d. 25 April 1701 verscheen een „Ordre op de handelinge van de snap- „haen", waarin het eerste commando luidde: „Musquettiers geeft acht om het Manuael „te doen", welke woorden, in weerwil der verdwijning van het musket uit de bewapening, in alle latere reglementen tot 1795 bleven gehandhaafd. Als overgangsmaatregel, zoolang de snaphaen niet uitsluitend was aangenomen, schreef een order van 17 Mei 1701 voor om bij elke met snaphanen bewapende compagnie een musket aan te houden „ten eynde het Manuael van dien by de Soldaten niet moge werden „vergeten". De overcompleete musketten kwamen als reserve-wapenen in de magazijnen terecht. Een andere order van denzelfden datum be paalde, dat bij elke compagnie 10 in plaats van 6 grenadiers moesten gehouden worden; deze 6 grenadiers waren in 1678 ingesteld, toen slechts een enkele compagnie grenadiers en wel bv het regiment gardes in wezen bleef. Als herziening van het reglement van 30 Juni 1681 verscheen mede op 25 April 1701 een „Ordre ende Reglement, welcke Syne Majesteyt „verstaet, dat by de Regimenten te Voet, zynde in dienst van den Lande, „punctuelyck nae desen sal werden onderhouden" (4). Een door kapitein Derck Johan van Winsheym gedurende den (I) Res. R. v. St. '20 Mei 1702. ('2) Res. R. v. St. 2 Maart, 28, 3 lMei, 1 Juni 1695. (3) Res. S.G. 19 Mei, 12 Juli, 18 Augustus 1701. Het regiment Reijniiabd te Grave kocht nieuwe, te Utrecht vervaardigde geweren (Res. R. v. St. 12 Mei 1702). (4) Eerste deel van ,,Recueil van ordonnantiën, enz. betreffende de saecken van den oorlogh te water ende te lande".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 301