291 De repartitie der compagnieën van een zelfde regiment was niet altijd verstandig te noemen. Zoo waren in 1702 van het regiment Els 3 com pagnieën gerepartieerd op Gelderland, 7 op Utrecht; van Haersolte 5 compagnieën op Holland, 5 op Friesland; Oxenstierna spande de kroon met 3 compagnieën op Holland, 3 op Friesland, 2 op Overijssel, 1 compagnie op Utrecht en 1 op Groningen. Ongeregelde betaling kon het gevolg zijn. b. Mariniers. De beide regimenten op de repartitie van Holland hadden bij besluit van Hunne Hoog Mogenden d.d. 12 September 1678 de benaming van mariniers verloren, terwijl bij den weldra gevolgden vrede dat van den kolonel G. J. van Weede van Walenburg was ontbonden. De benaming bleef slechts bewaard by enkele Zeeuwsche en Friesche compagnieën. Het gemis deed zich al in 't begin van den negenjarigen oorlog gevoelen, doordien de gevreesde Jan Bart zich met vrucht van mariniers bediende, zoodat men genoodzaakt was „landmilitie" op de schepen te plaatsen. Pogingen in 1690 tot in dienststelling van 3000 in 1698 van 6000 mari niers bleven bij ontwerpen, die niet tot uitvoering kwamen (1). De aanbieding van een regiment aan den keurprins van Brandenburg bracht verandering. Holland stemde toe, mits Hunne Hoog Mogenden den koning, als kapitein-generaal, geliefden te machtigen om een der infanterie-regimenten „te affecteren tot de Marine". Op 1 November 1698 viel de keuze op het regiment van brigadier K. W. de Sparre; doch een enkel regiment bleek onvoldoende, zoodat op 30 Juni 1699 de koning bovendien de regimenten van de kolonels St. Amant en Swansbell voor den dienst ter zee aanwees. De petitie tot den staat van oorlog, hier- voren vermeld, noemde de grondslagen, waarop de Hollandsche en Zeeuw sche admiraliteiten het recht hadden verkregen om uit de drie regimenten „t'allentijde te laten volgen soo veel militie, officieren ende musquettiers, „hetsy voor een geheel jaar, meer of minder tijdtzoodanigh ende „invoege als naar gelegentlieid van tijd ende zaken by haer selffs sal „worden gerequireert", terwijl het reglement van 22 October voorschreef „waar na de respective collegien ter Admiraliteyt, midtsgaders de col- lonels vande regimenten Mariniers sich sullen hebben te reguleren Aan boord waren de mariniers onderworpen aan den „Articul-Brief te water" „ende opdat de voorsz. Militie in het employ te water van te „meerder nuttigheyd moge wesen voor den dienst van den Lande, heeft „Sijne Majesteyt verder goet gevonden, dat de respective Collonels deselve „sullen hebben te doen dresseren als Grenadiers" (2). De uitoefening van het verkregen recht verscheurde de organisatie, (1) Res. S.G. 22 October 1691, 15 April 1695, 8 Februari 1698. Zie Aanteekening N°:il. (2) Seer. Res. II. 28 Januari, Res. S.G. 22, 29, 30 Juni, 1 November, G.P.B. IV 208 dd. 22 October 1698.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 305