294 de belofte om allen, die de Fransche vanen verlieten, aan de Zwitsersche grenzen te zullen onderhouden, doch het koninkrijk liet de aangekomen maanden lang zonder betaling, zoodat ze zich gereedelijk weder voor Frankrijk lieten aanwerven; slechts de kapitein Thomas Smit, uit het kanton Glarus, begaf zich met 80 volgelingen op marsch naar de Repu bliek, in de ijdel gebleken verwachting aldaar als dragonders te wor den aangenomen (1). Op 10 Maart 1690 sloot het kanton Zurich een aanvallend-verdedigend verbond met Willem III. Namens de Republiek opende professor Willem Fabrice (Fabricius) onderhandelingen over werving van soldaten. Wegens ziekte zag hij zich in Augustus vervangen door Pieter Valkenier, een geslepen diplomaat, wien 't gelukte tal van capitulaties te sluiten. In kleine groepen begaven de aangeworvenen zich op marsch om van Frank fort of elders te water „naer beneden te reysen". Onder hen bevonden zich „eenige soo out ende eenige soo jongh, dat die niet bequaem syn om de „wapenen te dragen ende dienst naer behooren te doen"; men wees der- gelijken ter aanmoediging van verdere wervingen wel niet af, maar men deed toch begrijpen, „dat het niet seer redelijck is goet geit te geven voor „sleghte manschap" overigens een weinig passende opmerking voor een Staat, die zoo menigmaal in hare geldelijke verplichtingen te kort schoot. De Zwitsers moesten „by avance" worden betaald, dus afwijkend van andere onderdeelen. Om de kosten van geldzending te vinden, verhoogde de Raad van State hun soldy met 1%; ze beliepen binnenlands hoogstens 12 stuivers per 100, doch stegen voor de Spaansche Nederlanden en Luik tot boven 1. Na afloop van den negenjarigen oorlog koos men voor de Zwitsers garnizoenplaatsen, waarheen geldzending zoo goedkoop moge lijk kon geschieden (3). Behalve uit hun geboorteland, zochten Hunne Hoog Mogenden ook in de Zuidelijke Nederlanden Zwitsers tot zich te trekken. Te Maastricht meldden zich vele deserteurs aan„quitant le service de France", die voor- loopig boven de sterkte van de inmiddels aangenomen compagnieën werden onderhouden, terwijl de gedeputeerde te Brussel, Everhard van Weede, heer van Dijkveld, opdracht kreeg om Zwitsersche officieren te polsen over uit deserteurs op te richten compagnieën (4). Op 26 Febru ari 1693 sloot Dijkveld een capitulatie met Pierre Segin voor het leveren eener vrije compagnie van 200 deserteurs, tegen betaling van 227 malen „14 livres 10 sols de France" gelijk 12-11, zijnde het surplus van 27 beschouwd als een gratificatie voor den kapitein. Op 1 December (1) Seer. Res. S.G. 4 Februari, 21 October, 24 December 1689, 20 November, 8 December 1690, 19 Februari, 7 Maart 1691. Zie Aanteekening N° 50. (2) Seer. Res. S.G. 17 December 1689, 4 Februari 1690, 24 Augustus 1691, Res. S.G. 1 Sep tember 1692. (3) R. v. St. Uitg. br. 19 Juli 1694, Res. R. v. St. 14 October 1699. (4) Seer. Res. S.G. 31 Januari, 7, 9, 19, 23 Februari, 3 Maart, Seer. Res. H. 23 Februari, Res. R. v. St. 3 April 1693, 17 Juli, 11 September 1694.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 308