1G De Franschen gaven aan hun aanvoerder den spotnaam van „Marechal sans Lumière". Hunne Hoog Mogenden verklaarden „met veel blijt- „schap te hebben vernomen de considerable avantagie, die door de wa- penen van de Staat in de voorschr. actie is bevochten ende de couragie, „ende dapperheyt waermede de officieren soo hooge als lage alsmede de „soldaten haer in de voors. occasie hebben gequeten ende gedragen". Het waren vooral de Engelsche regimenten, die door verminkingen en ziekte hadden geleden. Te Hoei bracht men, na verdrijving der nonnen, 430 zieken in een bagijnenklooster, waarin niets anders dan stroo voor handen was „hetwelcke soodanige miserie ende stanck veroorsaekte, „dat nauwlicx vmant haer wilde verplegen". Zoo spoedig mogelijk ver huisden de zieken naar dorpen in de Meierij, de verminkten naar 's-Her- togenboscli. Inmiddels verplaatste zich het hoofdkwartier op 28 Augustus naar Thy-le-Chateau, op 2 September naar Montignies-sur-Sambre, waar- enkele dagen later Humièbes een mislukten aanval op deed (1). Waldeck was de Sambre overgetrokken in de verwachting zijne 3000 ruiters spoedig te zullen weder zien; doch zulks liep anders uit. Toen zij, 19 Augustus, op den Kruisberg bij Bonn tot den afmarsch gereed stonden, bracht een koerier het bericht, dat Maarschalk Louis Francois de Boufflers in het aartsstift Triër was gevallen, Kochem in de Rijn provincie stormenderhand ingenomen en de 1300 man sterke bezetting had „nedergemaeckt". Keurvorst Frederik III zond daarop zijn veld maarschalk Hans Adam von Schoening naar Trier, met 7000 man ter linker de 3000 ruiters onder Flodrof ter rechterzijde van de Moesel. In 't laatst van September bevonden zich de ruiters nabij Aken. Om het leger onder Waldeck te bereiken, wiens hoofdkwartier na 14 September achtereenvolgens gevestigd was te Genappe, Bois-seigneur-A sacq, Lem- becq en Enghien, in October te Gilly en Cambron, moesten twee bruggen worden geslagen, de eene boven Luik over een arm van de Maas bij Charleroi, de andere aan een plaats genaamd Au Val de St. Lambert (2). Van de Spaansche regeering had men weinig medewerking ondervonden. Hare militie was „t'sy door defect van prompte betalinge ofte andersints, niet in soo goeden staet als die wel soude connen wesen". Hunne Hoog Mogenden verzochten den gezant om zijn regeering „op het ernstighste „te recommanderen, dat tot voortsettinge van den oorlogh aende zijde „van Spaigne yets meerders als tot noch toe magh werden gecontribueert, „opdat de lasten op den Staet alleen niet mogen aencomen". Hendrik Esselingh, hospitaal-meester te velde, kon na afloop van den veldtocht zelfs de drie stuivers niet los krijgen, welke Spanje voor de verpleging van (1) Res. R. v. St. 28, 31 Augustus, 5, 21 September, 15 October, Ing. Miss. 19 September, Res. S.G. 28 Augustus, 8 September, Lias loopende dd. 28 Augustus 1689; Pamflet '31 I 1 (Albeeldinge wegens de bloedige rencontre, voorgevallen op den 25 Augustus 1689 bij het stedeken Walcourt). Zie Aanteekening N° 10. (2) Seer. Res. S.G. 1, 5 September, Res. R. v. St. 26 September, 2, 3, 7 October, 2J Novem ber, Ing. Miss. 21, 24 September. Res. S.G. 23 September, 10 October, Lias loopende dd. 16 September 1689.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 30