■298
onledig hield met de oprichting van het regiment, had Valkenier het
luitenant-kolonelschap aangevraagd voor den jongen heer Muralt,
majoor onder een keizerlijk regiment, op grond dat zijn vader „het fac
totum",, was te Bern (1).
5°. Het regiment Sacconay. Na ontslag in 1696 uit den dienst van den
hertog van Savoye nam de Republiek het regiment Zwitsers van kolonel
Sacconay tot haren last over. Wegens de geleden verliezen en de nieuwe
formatie in 2 bataljons van 4 compagnieën was aanmerkelijke recruteering
noodzakelijk, waartoe Basel, na weigering van Bern, toestemming ver
leende. De troepen konden in Savoye worden onderhouden met geringe
kosten, waaraan in Nederland niet te denken viel. Aanvankelijk ontbraken
de noodige contanten; de manschappen bleven „sonder soldijen t'sedert
„ettelycke dagen, t'geen de wervinge van recruten niet weijnigh soude
„tegenhouden". Ten slotte kwam toch alles terecht (2).
6°. Het regiment Muralt. In 't laatst van 1696 waren te Nijmegen
zooveel Zwitsers aangekomen, dat 4 compagnieën onder bevel van luite
nant-kolonel Daniel de Chambrier konden worden opgerichtmidden
1697 kon een 5e compagnie worden bijgevoegd. Na de op 1 Augustus ge
houden monstering der 5 compagnieën ad 200 man, beslisten Hunne Hoog
Mogenden, dat zij samen een regiment zouden vormen met Gullaume
de Muralt als kolonel (3).
De Republiek beschikte thans over 5 regimenten van 8 en 1 regi
ment van 5 compagnieën, te samen 45 van 200 man. De vrede bracht
daarin verandering. Hunne Hoog Mogenden ontsloegen uit hun dienst:
van het regiment Capol de compagnie van luitenant-kolonel Saluts en
3 andere compagnieën waaronder die van Georg Joachim Werdmuller,
burgerhoofdman en gerichtsheer van Zurich; van het regiment Lochman
de compagnie van majoor Segin, tegen bijvoeging eener compagnie van
het regiment Muralt. Voorts ondergingen de overgebleven 36 compag
nieën Zwitsers en 4 compagnieën Grisons eene vermindering tot 150 man
per compagnie, de soldijen eene van 13-10 tot 13, de gratificatiën
eene van 27 tot 25 man (4).
Op 25 October 1698 behaagde het koning Willem om zijn gunsteling
Arnold Joost van Keppel, graaf van Albemarle, den titel te verleenen
van kolonel-generaal der Zwitsers en Grisons, aan welke betrekking het
recht was verbonden tot het indienen van voordrachten bij opengevallen
hoofdofficiers plaatsen; voortdurend bleven aan zijn persoon 12 Zwit-
sersche hellebardiers verbonden, te velde een gehele compagnie met
vaandel als lijfwacht.
(1) Seor. Res. S.G. 26 October, 2 November 1693, Res. S.G. 23 November 1694, Secr.
Res. S.G. 11 November 1699.
(2) Secr. Res. S.G. 26 October 1693, 26, 29 Maart, 25 April, 14 Mei, Res. S.G. 10 Augustus
1697.
(3) Res. R. v. St. 28 December 1696, 15 Juli, 1 Augustus 1697.
(4) Res. S.G. 29 October, 28 December 1697, Res. R. v. St. 20 Maart 1698.