19 1 oen volgens Waldeck van t'inschietende naejaer de apparentie tot „eenighe te ondernemen belegering meer en meer quam te verdwijnen", terwijl gebrek aan fourage en allerlei ziekten een langer verblijf te velde minder wenschelijk maakten, marcheerde het Staatsche leger op 25 October van Cambron naar Soignies om vervolgens de winterkwartieren te betrekken aan de Maas en de Demer; enkele regimenten infanterie werden bestemd voor Bergen in Henegouwen en Charleroi. De ruiterij was aangewezen voor plaatsen in Brabant en Luik „vast aen den vijant gelegen, om die door continuele excursien in alarme „en soo diep in haer „Lant als mogelij ck is onder Contributie ende Brantschat te stellen en „te houden". Slechts wanneer de levering van fourage onzeker bleek te zijn, welke gedurende vijf maanden, berekend tegen drie stuivers per dag en per paard, 160.650 vorderde, zou de cavalerie meer achterwaarts worden ondergebracht, voorzeker ten koste van de veiligheid van de Meierij van 's-Hertogenbosch. Ter verzekering tegen vijandelijke stroop tochten in de landen van Overmaze, kregen het kasteel van Daelhem en het kerkhof van Heeze elk een bezetting van 1 kapitein, 1 luitenant, 1 vendrig, 3 sergeanten en 80 man, het Huis ter Nieuwburg een van 1 luitenant, 2 sergeanten en 30 man, 1 luitenant te paard en 30 ruiters. Bij het uiteengaan van het leger, moesten de provinciën over 1688 nog 203.098-12, over 1689 nog 474,308-10-6, te zamen £677.407-2-6 aan legerlasten betalen. Noodwendig diende het leger in staat te worden gesteld om zijne gemaakte schulden te kunnen voldoen, wilde het in 't aanstaande voorjaar tijdig krediet vinden om zich te voorzien „van „duysent noodwendigheden, die tot de Legers en expeditiën te velde „nootsaeckelijck zijn, en van eerlijcke luijden, die voor een cleijntien „haer Leven voor het Landt overgeven" (1). Op 28 October begon de afmarsch naar de nieuwe standplaatsen. Al spoedig viel te klagen over „incommoditeyten door „manquement van „verscheyde nootsaeckelyckheden ende middelen van subsistence", zoodat eenige omwisseling moest geschieden met korpsen, die den veld tocht niet hadden medegemaakt. Te Brussel werden de ammunitiewagens en kanonpaarden afgedankt, te Mechelen alle overige wagens en paarden. Vele paarden waren hun voeder niet meer waard; onder de tochtpaarden bevonden zich 108 verwaarloosde, een gevolg van het geringe voeder van 25 H hooi en een weinig haver daags, een hoeveelheid onvoldoende in een „fatigeuse campagne" (2). De Brandenburgers betrokken de winterkwartieren voornamelijk in Gulik en Berg, voorts tusschen Maas Moezel en Rijn, zoo verre als „de raison de guerre" mocht toelaten, waarop de aldaar liggende Munster- schen naar hun land terugkeerden. Op 31 December verbond keurvorst (1) Res. R. v. St. 20 September, 21 November, Ing. Miss. 15 Augustus, Uitg. br. 7 Sep. tember, 24 October, Adv. 3 September, Res. S.G. 17 October. Seer. Res. S.G. 27 October 168-D 2) R. v. St. Ing. Miss. 29 September, 10 October, 11 November, 19 December, Res. R. v. St. 12 December, Les. S.G. 22, 25, 31. October, 9, 15 November, 8, 13, 15, 28 December 16S9.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 33