•20 Frederik III zich om Westfalen ten westen van den Rijn, met de steden Lippstadt en Wesel, door 16000 man te laten bezetten; keurvorst Johan Willem van cle Palts beloofde daarbij 15 compagnieën ruiters, 4 compag nieën dragonders en 16 compagnieën infanterie te voegen, en zoodoende alle Keulsche en Guliksche landen, zoo mede het gebied van Aken te dekken. De stad Aken was bezet met ruim 1200 man Kreits-troepen en 2500 man van de Republiek; de Magistraat verzocht vooral aan de Geal lieerden „sorge te dragen dat de Linie boven Aecken naer Luxemburgh „omtrent Yerviers, ende Limburgh, ende aen haer slincker sijde mochte „werden versterckt". Hunne Hoog Mogenden lieten Waldeck ook eenige militie zenden naar het land van Gulik en de stad Limburg. Yoorts lagen Staatsche troepen tusschen de Maas en de Noordzee in verschillende Zuid-Nederlandsche plaatsen, waarbij men rekende op den Spaanschen landvoogd voor de levering van fourage en ander nooddruft; hetwelk zeer veel te wenschen overliet. In December plaatste Boufflers een sterk korps cavalerie bij Montjoie in het land van Gulik, een ander tus schen Maas en Sambre, waarvoor de gouverneur van Limburg vrijen doortocht moest toestaan, wegens gebrek aan middelen van tegenweer (1). De verdeeling der winterkwartieren hield nauw verband met de aan wijzing van gebied voor bet heffen van contributiën door de bondge- nooten. Op 24 October kwamen Guastanaga en Waldeck tot overeen stemming aangaande de volgende bepalingen: de Republiek zou een derde, Spanje twee-derde deel ontvangen van streken, door de Staatsche Militie alleen over den Spaanschen bodem te bereiken; de inkomsten uit vijandelijk land, te bereiken zonder betreding van elkanders gebied, vielen gelijkelijk te verdeelen. Het aandeel der inkomsten van Luxemburg en Chiny bedroeg voor de Republiek twee-derde, voor Spanje één-derde deelwegens het verblijf van Brandenburgsche troepen tusschen Maas, Rijn en Moezel, stonden Hunne Hoog Mogenden hun aandeel aan den keurvorst af, onder voorwaarde van ongehinderden doortocht hunner militie (2). De ruwheid der tijden gaf den soldaat aanleiding tot geweldpleging zoowel in vijandelijk land als elders. De Spanjaarden maakten zich berucht in de landen van Overmaze, de Staatschen in liet Luiksche. Branden burgers plunderden op 23 October het adellijk klooster Koenigsdorf, nog wel staande onder sauve-garde van de Republiek; zij bewerkten de omstreken, van Aken en eischten van het onder 't kanon van Maastricht gelegen Gronsveld 2000 rations haver, hooi en stroo „tegen alle redelijck- heyt, gebruyck ende goede correspondentie strijdigh". Uit weerwraak dat Staatschen, Brandenburgers en Palts-Nieuwburgers „elck voor hun hooft" contributiën vorderden in Luxemburg en elders, stelden de Franschen de zuidelijke deel en der Spaansche Nederlanden voortdurend (1) Seer. Res. S.G. 30 September, 1, 31 October, 6, 25 November, 9, 17, 19, 24 December, Res. S.G. 15 November, 6, 13 December 1689, Seer. Res. S.G. 2, 5 Januari, Res. S.G. 4, 12 Januari, 3 Februari 1690. (2) Seer. Res. S.G. 17, 23, 26 October, 17 November, 27 December, Res. S.G. 8 November, 16, 28 December 1689.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 34