21 bloot aan „invasion, branden ende blaeckenmen vernam dat „den vijandt inde vijftigh Brandstighters had uytgecooren. die vervolgens „naer verscheyde oorden verdeelt waeren omme op den boodem van „desen Staat te gaen Branden Waldeck en Guastanaga overlegden ..hoe dat gewelt sal connen werden tegens gegaen ende gerepousseert" (1). Tijdens het verblijf in het campement van Cambron, meldde zich een Fransche kapitein bij Guastanaga om namens -Humières te spreken over een te sluiten cartel tot uitwisseling van krijgsgevangenen. Voor de Republiek was Waldeck daartoe gemachtigd. Ruim een jaar later kwam het tot stand. De kapitein sprak mede over de contributiën „sijnde „Vrankrijck niet gesint te gedogen dat liaer Ho. Mo. soude comen vor- „deren en inhalen van die Landen dewelcke aen de Spaensche betaelden „soutenerende dat het genoegh was, dat desselfs onderdanen deselve aen „een vande gedehgueerde machten alleen betaelden, met bedreyginge „dat andersints alles in vuur en vlam soude setten" (2). B. HET TWEEDE JAAR VAN DEN OORLOG (1690). SLAG BIJ FLEURUS. ZEESLAG BIJ BEAGHY HEAD (BEVESIER). Voortdurend moest de Raad van State manen om aanzuivering der provinciale consenten in de legerlasten en andere posten. De meeste piovinciën, ook Holland, hadden nog niet het achtste deel vergoed van het behaalde voordeel met de door Engeland onderhouden militie. De Raad bracht Hunne Hoog Mogenden onder het oog: „wy vinden ons „genootsaeckt te moeten seggen (en wy seggen het met bittere smerte) „dat de Provintiën even gebrekigh blyven als voorhenen, ja veel eerder „schijnen in haren goeden yver ja langs hoe meer te verflauwen; invoegen „dat het ons niet langer mogelyck sal wesen de dienst van den Lande met ..effect te besorgen, en de saecken te houden buyten de uyterste confusie, „ingevalle hier jegens niet spoedelvck worde voorsien". In weerwil van alles, moesten weder groote geldsommen worden aangevraagd. Volgens de petitie van 18 Februari waren de legerlasten voor 1690 begroot op 2.200.000. De Raad stelde voor om dit bedrag door de provinciën te doen storten in drie termijnen: 10 ton vóór half Maart, 5 ton vóór half Juni, 7 ton vóór half September; in de eerste plaats te bestemmen voor „de regtvaerdige pretensien en 't achterheyt van soo veel eerlycke Luyden, „die liaer ten dienste van den Lande hebben laten emploveren, ende „daerdoor wijders tot gelijcken dienst moeten worden geanimeert." Ge moedelijk luidde de petitie verder: „De resp. Provintiën hebben nae i (1> Res" S-G 2°. 28 October, 22 November, 16, 23, 27 December, Seer. Res. S.G. 1 Decem ber, Res. R. v. St. 6 December, Uitg. bv. 18 October 1689, Res. S.G. 13 Januari, 5, 12 Vprü 29 Juni 1690. (2) Res. S.G. 16 Mei, 11 October 1689. Het vorige gesloten cartel was van 1675.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 35