849
c. In aanmerking nemende, dat het regiment Arco door het oproer
en de kwade betaling zoodanig was verzwakt, voorts met het oog op
den toestand van het regiment Saksen-Meiningen, besloten Hunne Hoog
Mogenden op 15 December 1694 om zich met de voorstellen van den Raad
van State te vereenigen en genoemde korpsen samen te smelten tot „één
„goed regiment" van 6 compagnieën, de overtollige officieren ten laste
van de legerlasten aan te houden, en ten opzichte van Saksen-Meinin
gen „onder versekeringe nogtans dat weder 3 soodanige compagnien
„metten eersten soude werden geworven"(l).
De betalingen bleven allerbedroevendst, alle achterstallen onbetaald.
In 1697 wenschte de keurvorst-aartsbisschop van Keulen, Jozef Clemens
van Beieren, het regiment Arco niet terug, hetwelk dientengevolge werd
ontbonden. De Saksische hertogen wenschten de 3 compagnieën wel terug;
zij hadden „bij het jegenwoordige wintersaisoen ses weecken noodigh
om haar land te bereycken"(2).
Holstein-Ploen.
Bij de petitie van 3 November 1693 waren mede gelden aangevraagd-
voor het regiment dragonders van hertog Hans Adolf van Holstein-
Ploen, veldmaarschalk van de Republiek en kolonel van 2 Staatsche regi
menten, cavalerie en infanterie, het sterkte van 8 compagnieën X 86 paar
den. Aanritsgeld 55 rijksdaalders per dragonder, transportgeld 2 maanden
soldij. Gemonsterd te Deventer (3).
In het overzicht van Hoofdstuk I\ is melding gemaakt van de komst
van eenige Huzaren, in 1695 door den hertog bij zijn regiment dragonders
gevoegd. In 1697 werden allen uit de sterkte van het Staatsche Leger
gevoerd.
Schlippenbach.
De petitie van 3 November 1693 maakte melding van 2 regimenten
infanterie ten name van den kolonel der dragonders Christoffel van
Schlippenbach. De kolonel had bij capitulatie van 31 October de ver
plichting op zich genomen om de werving in Oost-Pruisen en Koerland
te volbrengen. Nader beperkte men zich tot slechts één regiment, omdat
een ander, onder prins Karel van Hessen-Kassei, spoediger beschikbaar
kon worden gesteld. Doch ook dit eene regiment, hoewel ter sterkte van
12 compagnieën X 79 in de extra-ordinaris staten van oorlog voor 1694
en 1695 ter repartitie van Friesland ingeschreven, zou geenszins tot
stand komen. De werving in de verafgelegen streken ondervond „soo
(1) Res. R. v. St. 30, 31 December, Res. S.G. 15 December 1694, Res. R. v. St. 10 Januari
1695, Res. S.G. 5 Juli 1696.
(2) Res. S.G. 22 October 1696, Seer. Res. S.G. 1 October, Res. S.G. 12 October, 5 Novem
ber, Res. R. v. St. 14 November 1697.
(3) Res. S.G. 9 November, Res. R. v. St. 4 December 1693.