354
„et Zelle", volgens welke keurvorst George Lodewijk, opvolger van
zijn in 1698 overleden vader Ernst August, en hertog George Willem,
zoowel auxiliaire, als subsidie-troepen ter beschikking van de Republiek
stelden (1).
De auxiliaire troepen bestonden uit de oorspronkelijke daarvoor be
stemde 4 bataljons infanterie, elk gebracht op 7 compagnieën van 106
man, uitgebreid met 2 bataljons van gelijke sterkte, te samen 3 batal
jons van Hannover en 3 van Cell, waarbij de keurvorst nog 1 regiment
cavalerie van 6 compagnieën van 64 paarden voegde. Geen aanrits- of
werfgelden, alleen de soldij van 4 weken voor transportkosten. Deze
troepen moesten zich vóór het einde van April hier te lande bevinden.
De subsidie-troepen bevatten 2 regimenten cavalerie van den hertog,
welke op 20 April en 8 Mei benevens 1 regiment cavalerie en 1 regi
ment dragonders van den keurvorst, welke op 10 Juli bij de grenzen
moesten zijn aangekomen. De cavalerie had dezelfde indeeling als de
auxiliaire, de dragonders telden 6 compagnieën van 83 paarden. Werf-
gekl voor 1 regiment cavalerie, de compagnie berekend op 61 man,
samen met een herpauker dus 367, tegen 85 ecus per hoofd 31.180-15;
voor het regiment dragonders, de compagnie berekend op 80 man, sa
men met een herpauker en 6 hoboïsten dus 487, tegen 65 ecus per hoofd
31.655. Voor marschgeld de soldij van 4 weken. Bij aankomst voor
elk hoofd een premie van 5 rijksdaalders.
Mecklenburg-Schwerin.
De op 27 Maart 1701 te 's-Gravenhage gesloten capitulatie verrijkte het
Staatsche leger met 2 regimenten van 10 compagnieën x 84 man Mecklen-
burgsche troepen, daar onder 1000 oude soldaten. Te leveren vóór 29
Mei te Kampen, zullende te Hamburg worden ingescheept. Aanritsgeld
25 rijksdaalders per man, berekend op 77 hoofden per compagnie; trans-
portgeld 1 maand soldij.
In stede de beloofde gelden betaald te krijgen, ontving hertog Frederik
Willem van Zeeland, Overijssel en Drente 87.911-5 in 3 oninbare
assignatiën. Drente verklaarde geen geld in kas te hebben, Overijssel
dat de Staten nog moesten vergaderen; Zeeland zou betalen, als de
landprovinciën bijdroegen tot de zeezaken. Gedurende het geheele jaar
bleven alle pogingen tot een schikking vruchteloos, met desertie en verloop
als gevolgen (2).
Hessen-Kassei.
De troepen van landgraaf Karel, die in dienst der Republiek traden,
vormden twee verschillende groepen.
a. Begin 1701 gaven Hunne Hoog Mogenden den wensch te kennen
(1) G.P.B. V 409.
(2) Res. R. v. St. 8, 14 Juli, 28 December, Res. S.G. 10, 22 Juli, 6, 7 October 1701.