356
Brandenburg- Ansbach
Geobge Fredebik, markgraaf van Brandenburg-Ansbaeh, bood in
Januari 1701 4000 man aan de Republiek „alle gemonteerde en brave
„trouppen, die reets aen den Rhijn ende de laatste campagne van Unga-
„rijen gedient hadden". Het aanbod moest binnenkort tot '2000 worden
ingekrompen, omdat de markgraaf 2500 man aan den keizer afstond,
bij wiens leger in Italië hij zich persoonlijk bevond (1).
Veldmaarschalk prins Walbad van Nassau-Sarbrücken sloot 2 capitu
laties met den vertegenwoordiger des markgraven te 's-Gravenhage:
op 29 Maart voor 2 regimenten ad 10 compagnieën X 84, het le een
oud regiment binnen 5 weken te Nijmegen te leveren, het 2e op 31 Mei,
tegen een aanritsgeld van 25 rijksdaalders, gerekend op 77 man per
compagnie, benevens 4 weken soldij voor transportkosten;
op 18 April voor 1 regiment dragonders van 8 compagnieën, elke van
62 hoofden met 66 paarden, op 15 Juni te Zutphen of Deventer, tegen
een aanritsgeld van 65 rijksdaalders, gerekend op 56 man per compagnie,
4 weken soldij voor transportkosten en bij aankomst een premie van 5
rijksdaalders voor de 56 dragonders.
Elke compagnie mocht eigen vaandel voeren en eigen marsch slaan.
Mocht de Republiek naar Zwaben of Frankenland een secours voor den
keizer zenden, dan zouden de 3 regimenten daaronder behooren. De
beschikking over vacante officiersplaatsen door den markgraaf sloegen
Hunne Hoog Mogenden af (2).
Munster.
Reeds in het begin van 1693 waren met Fbedebik Christiaan, vrij
heer van Plettenberg, van 1689 tot 1706 vorst-bisschop van Munster,
onderhandelingen gevoerd over de levering van troepen, welke de bis
schop na verlies van Namen afbrak, voorgevende ze zelf noodig te heb
ben. Op 18 Maart 1695 sloten Groot-Brittannië en de Republiek met den
bisschop een tractaat, volgens welk hij, boven het verplichte Rijkscontin
gent, 4000 man naar den Rijn zond tegen een maandelijksche subsidie
van 20.000 rijksdaalders, waarin het aandeel der Republiek 16.666-13-4
maandelijks bedroeg. Ingevolge het tractaat van 10 April 1696, trokken
deze troepen naar de Spaansche Nederlanden, tegen verhooging der
subsidie met 5000 rijksdaalders ter maand en gratis leveren van brood
en fourage. Klachten over betalingen van Groningen bleven niet uit (3).
De conventie van 17/28 October 1701 bezorgde den bisschop voor het
beschikbaar houden van 2000 man een subsidie van honderdduizend
„ecus monnoyed Hollande". Ingaande 1 Januari 1702 kwamen zij in
dienst der Republiek, op den voet van eigen troepen, waarvoor de bis-
(1) Seer. Res. S.G. 31 Januari, 2, 19, 25 Februari 1701.
(2) Res. R. v. St. 18 April 1701, Res. S.G. 15 Juli, 23 Augustus 1702.
(3) Seer. Res. S.G. 21 Januari 1693, Res. R. v. St. 26 Augustus 1695, Seer. Res. S.G.,
12 April, Res. S.G. 3 Januari, 10 November 1696.