A. O VEEZICHT.
Sedert 1688, gedurende den tijd van den koning-stadhouder Willem III,
traden als directeur generaal der fortificatiën achtereenvolgens optot
1692 Francois du Puy, heer van Cambon, tot 1695 Charles du Puy
de l'Espinasse, ten slotte Menno van Coehoorn.
Zij hadden onder hunne bevelen een zeker aantal ingenieurs in vasten
dienst, wier traktementen op den ordinaris staat van oorlog waren uit
getrokken; bovendien voor den dienst te velde buitengewone ingenieurs,
die uit de legerlasten op daggeld werden betaald. Onder Coehoorn had
een ingrijpende verandering plaats, waarbij de ingenieurs een verzekerd
bestaan kregen. Hun aantal moest aanzienlijk worden uitgebreid, noodig
als ze waren voor de verbetering der verschillende versterkingen, meeren-
deels ontstaan in een tijd, welke door de denkbeelden van Vauban en,
ten opzichte der Republiek, van Coehoorn voor immer als afgesloten
diende beschouwd te worden.
Op den extra-ordinaris staat van oorlog voor 1696 waren 5 directeurs
„van de approches" gerepartieerd tegen 125 ter maand, 34 ingenieurs
tegen 83-6 8 en 22 ingenieurs tegen 41-13-4. Als eerste directeurs
komen voor: Tobias Reynhart, Johan Vleugels, Johan Alberdingh,
Johan Bernard van Volkershoven en Balthasar Hazard. Bij het
einde van den oorlog en het ophouden van den extra staat kwamen allen
op den gewonen staat van oorlog. Toen een nieuwe oorlog op het punt
stond van los te barsten, kregen de ingenieurs eenige verhooging in
traktement, terwijl traktementen voor nieuw aangestelde ingenieurs op
den extra Staat werden uitgetrokken.
Op 15 Juli 1688 waren 4 millioen genegocieerd voor den dienst der
fortificatiën (1). Holland drong sterk bij Hunne Hoog Mogenden aan, dat
deze som niet voor andere zaken zou worden „verteert". Werkelijk had
een voorloopige toewijzing van gelden plaats, als voor Nijmegen
200.000; een mogelijk overschot voor Arnhem en Zutphen; Grol moest
ontmanteld worden. De Raad van State was gemachtigd om 50.000
te besteden in Vlaanderen, inzonderheid voor Bergen op Zoom, den sleutel
van Zeeland; slechts 10.000 waren voorhanden: het meerdere moesten
de contributiën en brandschattingen opbrengen. Voorts voor Overijssel
£95.000, voor Groningen, waar o.a. de Langakkerschans in beteren staat
(1) Zie Deel VI bladzijde 295.