395 der borstweringen om het glacis te kunnen bestrijken, blijvende de ver nieuwing der muren „die dreigen neder te „storten" voor rekening van de stad; te Breda het aanbrengen van 2 buskruitmagazijnen onder de katten op de wallen; te Groningen het afgraven van het middelste ge deelte der hoogte buiten de stadte Bergen op Zoom het leiden van zeewater in de grachten; te Sas van Gent volvoering van het plan van den ingenieur generaal nu Puy de l'Espinasse; het leggen van redouten op den dijk van den Juffrouwenpolder en van den haven van IJzendijk „tot het houden van wagt tegens alle invasien van den vyand en tot „dekking der schepen". Aan voortzetting van werkzaamheden viel niet te denken zonder het bezit van contanten. Hunne Hoog Mogenden wenschten dan ook door een commissie te worden ingelicht „waar het „fonds gerequireerd tot de fortificatiën gevonden sal konnen worden" (1). Groningen had in de post van den staat van oorlog voor de fortificatiën slechts geconsenteerd „onder expresse conditie dat de hoogtens ten „zuyden deser stadt ten spoedigste werden geremoveert". Was dit vol bracht, dan moest nog iets volgen, als blijkt uit het voorstel van prins Hendrik Casimir: „het leggen van dry ravelijns buiten de stad Groningen „ter plaatse daer de hoogte word afgegraven" (2). Een begrooting van kosten voor Maastricht beliep 53.150, bestaande „voornamelyk in ver- „scheide aerdwerken, als borstweeren, linien van communicatien, af- „snydingen en diergelyke, dienende tot beter defensie en communicatie „der fortificatie werken, mitsgaders in palissaden, stormpolders, fas- „cinen, cordens en schanskorven". Jarenlang had de Staat zich zware kosten voor Maastricht laten welgevallen, zonder dat de prins bisschop van Luik als mede-eigenaar iets bijdroeg; thans trachtte men daarin verandering te brengen (3). Bij het eindigen van den oorlog was de afgraving buiten Groningen ten halve gevorderd; Breda, Sas van Gent en andere plaatsen, waarvoor groote sommen waren uitgegeven, bleven onvoltooid. Ook al strekten de Spaansche Nederlanden voor een frontier, zoo moest toch ernstig ge dacht worden aan versterking van Bergen-op-Zoom en Coevorden „beide „zeer importante plaatsen en beide seer vervallen". Wederom benoemde de Baad van State een commissie, „tot het overwegen wat plaatsen tot „versekertheid van den Staat hoogwendigst dienen versterkt te worden, „midsgaders hoe men best soude konnen vinden een sortabel fonds ten „dien einde". Men kwam tot het besluit, dat vooreerst in aanmerking kwamen„eenige steden langs den I Jssel, Coevorden, Groningen en Bergen- „op-Zoom alle gelegen daar het lant op zyn swackste en daar de eerste „aenval te wesen was sonder echter onvoltrocken te laten t'geene nog „mancqueerde aan dese en gene plaets in Brabant en Vlaenderen, „daaraan sedert het jaar 1688 gearbeyt was, zoo veel de kas en de securi- (1) Res. R. v. St. 30 October 1694. (2) Res. S.G. 7 Januari, Res. R. y. St. 11 Januari, 1 Juni 1695. (3) Res. R. y. St. 26 Januari 1694, Res. S.G. 7 April, 14 Mei, IS Juli, Res. R. v. St. 10 April 1695.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 409