415 zich weldra ook uit over de hospitalen te Leuven, Mechelen en Enghien. Intusschen was de geldelijke toestand niet rooskleurig te noemen, 's Lands groot hospitaal te Brussel was „verschuld tusschen de 20 en 30 duisent „gulden". Ter ontlasting en vermindering der dagelijksche kosten zond men in October „vijf en twintig gequetsten van degene welker wonden „binnen korten niet geheeld sullen konnen werden, en welker dispositie „echter het transport toelaat" naar elk gasthuis te Dordrecht, Delft, Gouda, Rotterdam, Schiedam, Gorinchem, Breda en Bergen-op-Zoom. Verder zou gedurende den winter voor het hospitaal te Brussel slechts worden aangehouden1 hospitaalmeester, 1 contrerolleur op 2 daags een doctor op 4, 1 apotheker en 1 chirurgijn ieder op 1-5 daags, een „cocqsmaagd die te gellyk de kelder sal waarnemen" £1, een „assistente „of twede koksmaagd" 0-15, twee „meiden tot het rijnigen en repareren „van 't lywaet" 0-10, vier knechts elk 0-15 (1). Een plakkaat van 1693 vorderde van de officieren 4 stuivers daags voor de verpleging hunner zieke of gekwetste soldaten in de gasthuizen, waar toe zij menigmaal „traag en onwillig" bleken te zijnofficieren van vreemde troepen waren in dat geval soms niet te vinden. Het ontvangen van overmatige rekeningen, wegens gemis van een contract, kon als veront schuldiging worden aangemerktzoo eischte de moeder van het gasthuis te Mechelen S1^ stuivers per dag. De luitenant-kolonel Johan Gabriel van Bannier klaagde in April 1695 ,dat de ziekenhuizen te Leuven tot 10 stuivers daags vorderden, waarover de resident Hulft zich zeer ver legen toonde „soomdat hij niet weet of haar Ho. Mo. de jegenwoordige „beweging in Vlaanderen aansien voor een ouverture van de campagne, „en sig vervolgens aentrekken het werk van de gasthuisen, als in sonder- „heid omdat, so lang die te Looven niet voldaan zyn van haar agter- „stallen, deselve niet te brengen sullen wesen tot het innemen van sieken „of gequetsten voor rekening van desen Staat" (2). In de laatste jaren van den negenjarigen oorlog gingen de hospitalen gebukt onder de schulden. De uitgaven van het hospitaal te Maastricht overschreden tienmalen de inkomsten. De schulden van het groot leger- hospitaal te Brussel liepen zoo hoog, dat de huishouding zonder hulp van het uit Engeland overgezonden geld niet langer viel gaande te houden. Hoewel „met sieken opgepropt" bepaalde Hulft, die met de super directie van de hospitalen belast bleef, het personeel voor den winter van 1693 op '94 tot een contrerolleur op 30 stuivers daags, een doctor op 2, een apotheker op 1, een chirurgijn en een kok elk op 15 stuivers, twee knechts op 12 stuivers, voor allen boven de kost; verdere vermindering was onmogelijk. De schulden dienden uit de legerlasten te worden betaald, waarvoor de provinciën echter onwillig waren te offeren. Men kon de betaalsheeren slechts bezwaren met de toezending van voor den dienst (1) Res. R. v. St. 5 April, 1, 20 Mei, 2, 10, 25 October, 7 November 1692. (2) Res. R. v. St. 11 Juni, G. P.B.IV 189 dd. 27 Maart 1693, Res. R. v. St. 5, 12, 15 Januari Uitg. br. 3 Juli 1694, Res. R. v. St. 26 April 1695.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 429