422 graafschap Down, met zich voerende vier regimenten Hollanders onder graaf Hendrik Trajectinus van Solms, vier regimenten Fransche emi granten, waarvan een regiment te paard, en zes nieuw opgerichte regi menten Engelschen, te samen ongeveer 10.000 man. De hertog bezette Belfast en eenige noordelijke gelegen plaatsen. De verschijning van de pest en andere besmettelijke ziekten, die vooral onder de Engelschen woed den, doemde hem tot werkeloosheid, te meer, wijl zich onder de emi granten enkele verraders bleken op te houden. Schomberg verschanste zich bij Dundalk. De veel sterkere vijand koos, ter dekking van Dublin, stelling bij Drogheda aan de Boyne, en betrok in November de winter kwartieren. Schomberg volgde het voorbeeld en vestigde zich in Ulster. In het volgende voorjaar werd zijn leger versterkt door 6000 Denen onder hertog Ferdinand Willem van Wurtemberg, dat van Jacobus met zes door Lodewyk XIV toegezonden regimenten. Op 24 Juni 1690 landde Willem III te Carrickfergus en voegde zich te Dundalk bij het leger onder Schomberg. Van de Staatsche troepen trof men daarbij aan: de gardes du corps onder Hendrik van Nassau- Ouwerkerk, de gardes te paard, 9 compagnieën cavalerie, de dragonders onder Abraham Eppinger, de gardes te voet, de regimenten van graaf Walrad van Nassau en van prins Albrecht van Brandenburg, terwijl de artillerie onder de bevelen stond van luitenant-kolonel Joh an Wynand van Goor. In den ochtend van 11 Juli leidden de Engelsch-Nederlandsche strijdkrachten den aanval in met het doorwaden van den Boyne, ten einde 's vijands linkervleugel aan te tasten. Onder hevig geschutvuur snelde het in drie bataljons ingedeelde regiment gardes vooruit, met graaf Hendrik Trajectinus van Solms aan het hoofd. De hertog van Schom berg, die zich daarbij had aangesloten, viel als een der eerste slachtoffers van het moordend lood. Koning Willem vertoonde zich waar het gevaar 't grootst scheen en voerde meermalen persoonlijk de stormcolonnes aan; in weerwil van verwondingen aan linkerschouder en been vervolgde de koning aan het hoofd der ruiterij tot laat in den avond den vluchtenden vijand. Diens leger was volkomen geslagen, met verlies van gevangenen, geschut en allerlei krijgsvoorraad (1). Terwijl overal in Frankrijk, op valsche geruchten omtrent het sneuvelen van Willem III en Schomberg, vreugdevuren werden ontstoken, stak Jacobus te Waterford in zee en kwam op 25 Juli te St. Germain aan. Willem III deed op 16 Juli zijn zegevierenden intocht te Dublin. Het op 17 Augustus begonnen beleg van Limmerick moest, wegens het door aanhoudende regens onbegaanbaar geworden terrein, op 9 September worden opgebroken. Ruim een week later keerde de koning te Londen terug. Het overschot van het Iersche leger, thans onder bevel van Tyrconnel, groeide allengs aan tot 60 regimenten, waaronder 9 Fransche. Tot de voornaamste verdere krijgs- (1) Pamfletten 13387 en 13388. Voor de samenstelling van het Engelsch-Nederlandsche leger, zie Hollandsche Mercnrius 1690 bladz. 216. De krijgsgevangen Ieren werden bestemd om dienst te doen bij het keizerlijke leger in Hongarije (Res. S.G. 30 Juli 1689).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 436