429
AANTEEKENING N° 8 (bladzijde 13).
Regimenten infanterie voor den dienst te velde (R. v. St. Ing. Miss. 16
Mei 1689). 1 regiment van 24 compagnieën: Gardes van prins Hendrik
Casimir (2 bataljons op Friesland) (1);
10 regimenten van 12 compagnieën: prins George Frederik van
Waldeck, H. W. van Aylua, D. van Wynbergen, H. van Weede,
S. de Lannoy, prins Hendrik Casimir (op Groningen), graaf J. L. van
Noyelles, graaf F. W. A. van Limburg-Stirum en Brinkhorst, H.
VAN DeLWICH, F. J. VAN BaER VAN SLANGENBURG;
6 regimenten van 10 compagnieën: J. K. prins-paltsgraaf van Birken-
feld, E. W. van Salisch, F. de Ram van Hagedoorn, F. N. Fagel,
J. van Beijma, prins Frederik Augustus van Brunswijk-Luneburg;
7 regimenten, waarvan 60 man per compagnie te velde kwamen, de
overigen te Maastricht achterbleven: O. F. van Coeverden en W. van
Bulow ad 12 compagnieën, F. van der Gracht de l'Escluse en P. de
la Baye du Theil ad 11 compagnieën, W. F. WiLD-en Rijngraaf van
Salm en H. van Uyttenhove van Amelisweerd ad 10 compagnieën,
W. ter Bruggen van 9 compagnieën (2)
9 bataljons Brandenburgsche subsidie-troepen, samen 44 compagnieën,
elk veel sterker dan de Staatsche;
6 bataljons Luneburgsche subsidie-troepen, samen 29 compagnieën,
elk bataljon sterker dan een Staatsch regiment;
1 regiment Hessisch subsidie-korps van 12 sterke compagnieën, gefor
meerd in 2 bataljons;
3 regimenten Zweedsche subsidie-troepen, 2 ad 12 sterke compagnieën,
geformeerd in 2 bataljons, en 1 van 6 compagnieën;
regiment van hertog Rudolf Frederik van Holstein-Norburg, 6 com
pagnieën.
Bovendien waren twee bataljons uit Friesland en Groningen bestemd
om te Zutphen in reserve te blijven. De samentrekking van korpsen voor
het veldleger veroorzaakte vele verplaatsingen van de overige (Res. S. G.
30 April, 5, 7, 20 21 Mei 1689).
AANTEEKENING N° 9 (bladzijde 15).
Bij het nagaan der retroacta bleek 't aan de Staten van Holland, dat in
1590 en eenige volgende jaren de Raad van State zich in zijn geheel, dan
wel door enkele gedeputeerden vertegenwoordigd bij het leger te velde
bevond. Sinds 1606 tot in den oorlog met Munster waren eenige heeren
van wege Hunne Hoog Mogenden gecommitteerd om den prins van Oranje
(1Dit korps en 3 compagnieën Groningsche ruiters maakten zich op marsch door Overijsel
en de graafschap Zutphen schuldig aan „foules en exactien"
(Res. R. v. St. 2 Juli, Uitg. br. 12 September 1689).
(2) Het regiment W. ter Bruggen heette sinds 1681 vacant te zijn (Zie Deel VI, bladzijde
252).