430 of den opperbevelhebber met raad en daad bij te staan, bevoegd zijnde om zelfs zonder ruggespraak besluiten te nemen; somwijlen waren leden van den Raad van State aan hen toegevoegd. In 167'2 lieten Hunne Hoog Mogenden zich weder door gedeputeerden bij het leger te velde ver tegenwoordigente beginnen met 1673 vond zulks niet meer plaats. (Res. H. 13. 19 Augustus 1689). AANTEEKENING N° 10 (bladzijde 16). Kapitein Johan de Raadt van der Voort in Juli 1689 met luitenant Constantijn Tulleken, beiden van het regiment van den Rijngraaf van Salm, met elkander „questie gehad hebbende", volgde „ter zake van „gepleegde feitelijkheden" een veroordeeling door den krijgsraad van den kapitein tot een gevangenisstraf van 1 jaar en 6 weken, van den luitenant tot „suspentie van zyn ambt en gage" gedurende 3 maanden. „So, als het leger stond met den vyand by Walcourt handgemeen te „worden" verleende de graaf van Waldeck aan beiden pardon; de luite nant ontving de ingehouden gage. (Res. R. v. St. 15 Februari 1694). AANTEEKENING N° 11 (bladzijde 17). Het leger onder hertog Karel van Lotharingen betrok uit de Repu bliek: 25000?/ buskruit, 65000?/ salpeter, 25000?/ zwavel, 50000?/ lood tot het vullen van „Bomben, Carcassen ende andere diergelycke saecken" (Res. S. G. 22, 27 Juli 1689). De Limburger graaf Diederik van der Nath diende als generaal en kolonel te paard in het keizerlijke leger (Res. S. G. 26 Augustus 1689). AANTEEKENING N° 12 (bladzijde 17). De extra-onkosten tijdens het beleg van Keizersweerd bedroegen voor de Republiek: Voor den majoor der artillerie Adriaan van der Mijll, den contre- rolleur Willem Meesters en zijn onderhebbend personeel, Jacob Moock, kapitein van de stormbruggen, een luitenant van de groote schipbrug, een kapitein met timmerlieden, een luitenant met mineurs, een afdeeling Amsterdamsche busschieters, den kwartiermeester-generaal J. W. van Goor en eenige ingenieurs8.226-10 ter maand „een hand granadier sigh gereet houdende om s'naghts te attaqueren, „verdient 25 stuyvers, ende in attacque geweest sijnde, daer voor geniet „hij vijff gulden, mits werpende ses handgranaten", waarvoor uitgetrokken een som van8000; voor „extraordinarie voorvallen tot betalinge van spions, eenige andere „waeghalsen ende diergelijcke tot het uytsethen van Baecken om te mineeren,,, offte approcheren, ofte yets te recognosceeren, etc.". 4000. (R. v. St. Ing. Miss. 24 Juni 1689).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 444