432 De veldmaarschalk, vorst van Waldeck zijn gevolg de prinsen Hendrik Casimir en Walrad Nassau, met gevolg28 de generaal der artillerie10 8 luitenant-generaals en generaal-majoors, met hunne adjudanten88 de president van den lioogen krijgsraad met fiskaal en griffier5 de generaal-kwartiermeester2 de wagenmeester-generaal en personeel 8 de provoost-generaal en personeel 3 de commissaris-generaal en personeel4 de predikant (1)1 de majoor, kapiteins, verdere bedienden en officieren der artillerie37 de ingenieurs8 de hospitaal-intendanten, hospitaalmees- ter, doctoren en chirurgijn-generaal (2) 3 4 brigadiers, 4 brigade-majoors van de in fanterie en even zooveel van de cavalerie 16 de kapitein van de guides (3)1 de postmeester1 het staf-kwartier1 14 wagens met 48 paarden elke wagen met 8 paarden. elke wagen met 3 paarden. AANTEEKENING N° 15 (bladzijde 33). „Op t'champ de Bataille van Fleury waren musketloopen zoogenaamd „gevonden door boeren, die de laden hadden vernietigd en ze vervolgens hadden verkocht aan een koopman te Namen. Deze bood ze te koop aan, per 1000 of 1200 ad 1 kroon of 2 per stuk, benevens een groot aantal kogels en handgranaten tegen 1 a 2 stuivers. Hunne Hoog Mogenden oordeelden 't „als een saak van quade consequentie, dat het voorsz. „geweer, den Staet eigentlyck toebehorende, wederom ingecogt soude „werden". Zij droegen hun resident te Brussel Johan Hulft op om de partij uitgeleverd te krijgen; gelukte zulks niet dan tegen „redelycke ver- geringe". (Res. R. v. St. 13 October, Seer. Res. S. G. 13,18 October 1690). AANTEEKENING N° 16 (bladzijde 46). De luitenant-kolonel der artillerie Adriaan van der Mijll schreef d.d. (1) Predikanten waren mede toegevoegd aan een of meer regimenten (Res. R. v. St. 21 Januari 1690). (2) Even als vroeger was de Apotheker Franqois van Sevenhuysen weder belast met het samenstellen van medicijnkisten (Res. R. v. St. 25 April 1690). (3) De guides werden, zoo mede de mineurs, betaald uit de legerlasten (Res. R. v. St. 2 Februari 1690).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 446