433 '20 Augustus ,,t scheep voor Namen" aan de Staten-Generaal„datter „op den 12n deses een verraet over de Velt Artillerie is geweest, nae dat „Sijn Conincklycke Majesteyt in Battaillie hadde gestaen, en wederom „int'campement was gecomen, soo sijn int midden vande artillerie des „avonts ten negen uyren naer besette waght, twee houwitser Bomben „gesprongen, d eerste maeckte de wagen in geen vlam, maer de tweede „Bomb ontstack de wagen in een ligte vlam. Ider wagen was geladen „met 16 geprepareerde Bomben, een ton Pulver, en een Beurston met „geswinde Lont en meelpolver. Vier constapels en twee conducteurs dit „siende, hebben dese twee wagens uijt den Treijn getrocken, een con- „ducteui van den commijs Pallaes sprongh op de brandende wagen en „vatte de ton Pulver uyt den brant, dewelcke soo heet was, dat hy sijn „vingers aen de kimmen brande, daer naer vatte bij de Bomben daer aff, „hierop quam ons gansche Leeger in Battaillie; den heere prince van „Waldeck, Erffstadhouder van Vrieslant waren aenstonts bij de artillerie, „en deden alle de vordere wagens vande vuyrwerckers visiteren, maer „wiert niets meer gevonden; twee conducteurs vande vuyrwerckers en „een ander persoon sijn in arrestden eene, sijnde conducteur van den „vuyrwercker Raeb, is geexamineert door den heer van Dyckvelt: Sijn „Ho. Edht. soude geseijt hebben, dat hij waerdig is op de Torture te brengen. Mij is berigt dat des vijants Leger dien avont oock in Battaillie,, „sting om op dit verraet te letten". „De bewuste conducteur, nadat alvorens geconfesseert hadde door de „Franssen tot bet aenbrantsteeken van s'Lants Artillerije gedeboucheert „te zijn, is dese morgen (3 September) door de Hoogen Chrygsraet geexe- „cuteert, en nadat eerst de rechter bant affgekapt, ende in 't vuur ge worpen was, als doen eeniger maete gewacht en voorts aen een pael „levendich verbrant". Het laatste schrijven bevatte bovendien het volgende bericht: „voor „eenige dagen heeft Sijn Majt. een casteel omtrent bet Leger doen'uyt- „plunderen en verbranden, toebehoorende soo mij berigt is de Rijngra- „vinne waarschijnlijk de echtgenoote van Frederik Karel, Wild- en Rijngraaf van Salm, brigadier in Spaanschen dienst „jegenwoordig „in A ranckrijck sijnde, om dat eenige soldaten aldaer bier gedroncken „hebbende, wijnich uyren daer nae geborsten sijn; eenige hantlangers „vande artillerie sijn oock soo schielijck gestorven. Dit kasteel wierde „bewaert door twee papen en eenige gevlugte Juffrouwen; sij hadden „vijff tonnen bier inde kelder" (R. v. St. Ing. Miss. d.d. 13 Augustus, 3 September 1691). AANTEEKENING N° 17 (bladzijde 51). „Lyste van een Velt Artillerije over den winter 1691 tot Mechelen gereet sal staen met de officieren en verdere bedienden daertoe vereyst,, „werden, alsmede Paerden en Wagens"

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 447