440
voorkwam op een blauw lint om den bol van den hoed. In Februari
waren te Willemstad 600 recruten aangekomen voor de Engelsche regi
menten in Vlaanderen; een aan den Helder aangekomen schip met 300
Schotten was onderweg door een kaper genomen en gerantsoeneerd (Hes.
R. v. St. 13, 16 Februari, Res. S. G. 16 Februari). In April kwamen vier
schepen met ammunitie uit Engeland te Hellevoetsluisde kolonel J. W.
van Goor zorgde voor verder vervoer via Sas van Gent naar Vlaanderen
(Res. R. v. St. 30 April). Verder betrok het Britsche leger ponten-materieel
en buskruit uit Holland (Res. S. G. '21 Maart, 28, 30 Mei, 21 Juni 1696).
AANTEEKENING N° 27 (bladz. 126 en 376)
Jean Baptjste deBrouchoven, graaf van Bergeyck, ontvanger der con-
tributiën voor de Spaansche regeering stond als surintendent der geldmid
delen zeer hoog aangeschreven; hij wist als 't ware met een ledige hand ie-
deren schuldeischer tevreden te stellen en de zaken gaande te houdenvan
dwarskijkerij door de Republiek moest hij niets hebben. Evenwel voorzag
de gouverneur van Brussel Philippe FRANgois Glimes, prins van Berghes,
den resident Johan Hulft van sterkte-, betalings- en andere lijsten;
hij beloofde alle gewenschte monsteringen te doen uitvoeren, mits men er
rekening mede hield, dat het regiment nimmer bijeen zou zijn van wege
de „coursses en executien". Over een op 10 September binnen het fort
Monterey gehouden monstering toonde Hulft zijn tevredenheid; men
vertoonde hem de tellingslijsten, waarin 71 officieren, 38 beredenen en
322 onberedenen waren aangeteekend. Over de op 24 October door hem
persoonlijk verrichte monstering was Hulft minder goed te spreken:
de Raad van State kon nagaan, dat op de lijsten „veel soldaaten staan
„aangehaald die op de Spaansche monstering syn gepasseert, en zedert
„weggejaagd, het welke hem suspect is geweest als of die Luijden en de
„geene, welke in derselver plaatsen syn gesurrogeert, mogten wesen passé
„volanten". Vóór de monstering had de keurvorst van Beieren het regi
ment „de eere aangedaan om het en revue te sien passeren": zoo uit de
verte had het nog al een goed figuur gemaakt. Half December was het
regiment marschvaardig voor Namen om zijne diensten in de landen
tusschen Maas, Sambre en Lijs te vervullen. Nog geen maand later ver
klaarde de Spaansche regeering geen kans te zien om het korps langer op
de been te houdende contributiën leverden te weinig voor het onderhoud
op, terwijl de soldaten „bij faute van betaling zoveel insolentie pleegden",
dat men ze noch te Brussel, noch te Namen in garnizoen wilde hebben.
De Republiek was evenmin tevreden: van stijging der inkomsten was
geen sprake. Men wilde 't- nog eens beproeven met een andere organisatie.
Sinds Februari 1697 bleven slechts twee compagnieën in dienst: de eene
te Namen van 40 ruiters en 60 man te voet onder kapitein Francois
Thibaut, de andere te Ath, sterk 50 man, onder Pierre Collet „beyde
„om te doen inkomen de contributiën uit sodanige dorpen als tot nu toe