453 Maerten van Dockum, Johan van der Does, Samson de Steyn en J. A. VAN SCHELLART. AANTEEKENING N° 47 (bladzijde 252). Van 1621 tot 1655 bevonden zich mede karabiniers bij het Staatsche leger. Sinds eerstgenoemd jaar voerde hertog Christiaan van Brunswijk- Luneburg het bevel over een vaan van die wapensoort. In 1630 ging ze over op de Priesche stadhouders en werd bij resolutie van 24 Maart 1655 gewijzigd tot harquebusiers (Deel III 157, Deel IV 189 en 198). AANTEEKENING N° 48 (bladzijde 263). In 1693 schreef de president van den hoogen krijgsraad bij de Staatsche troepen in Engeland aan Hunne Hoog Mogenden, dat koning Willem den ritmeester Hendrik van Bregt van het regiment Rechteren „over „syne menigvuldige en odieuse begane fouten gecasseert had van sijne „charge als ritmeester, en hem verders verclaert inhabiel, mitsgaders gecondemneert,, in de costen daeromme gedaen". Ter voldoening van deze kosten moesten des ritmeesters goederen in de Meierij van 's-Herto- genbosch worden verkocht (Res. S. G. 1 Juli, 25 Augustus 1693). Klaarblijkelijk was een te streng vonnis geveld. Althans in 1702 kreeg Hendrik van Bregt commissie als ritmeester in het regiment van den hertog van Saksen Heilburg, onder aanteekening „hebbende vele jaren „als officier wel gediend en nu onlangs door het ontdekken van zekeren „aanslag zyn yver voor het gemeenebest bewezen" (Res. H. 30 Mei, 11 Augustus 1702). Bij intrede van den vredestoestand werd de ritmeester gepensionneerd, zijne compagnie gelicentieerd (Res. S. G. 13 October 1714). AANTEEKENING N° 49 (bladzijde 266). In 1693 gaf de inkrimping van de Spaansche-Nederlandsche militie der Republiek aanleiding om de hand te leggen op „verscheyde brave „officieren, soo van de Ruyterye als Dragonders, die oock nog veele „Ruijters en Dragonders aen de handt hebben, zijnde de een en de andere „Luyden meest in die quartieren gebooren, alle lange jaaren gedient „hebbende en het terrain aldaer seer wel kennende". Liet men hen aan zich zeiven over, dan kwamen zij in handen van Pransche ronselaars en daarom besloten Hunne Hoog Mogenden om met 3 regimenten ruiters en 1 regiment dragonders hun leger te vermeerderen, waarvoor de Raad van State op 21 April een petitie van 750.000 indiende. Volgens de op 27 April door Atiilone gesloten capitulaties met de kolonels Chauvirey, Grisperre en Monflin tot levering van 3 regimenten van 6 compagnieën, moest elke compagnie, zonder de primaplana, bestaan uit „soixante

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 467