8-2 crygsoperatien van alle canten met gemeen concert" tot uitvoering kwamen. Toen in Augustus Bouffi.ers in de landen van Gulik en Aken viel, bleven de Munstersclien en het bij het keizerlijke leger ingedeelde Nieuwburgsche contingent werkeloos wegens een twist tusschen hunne generaals over den voorrang in het voeren van bevel, 's Yijands dreigende houding aan den Boven-Rijn en vooral de overwinningen der Turken veroorzaakten allerhande troepenverplaatsingen en afmarsch van kei zerlijke afdeelingen naar Hongarije. Bij den aanvang van den winter vermeerderden de moeilijkheden door de terugroeping van verschillende contingenten. Tijdens den marsch in Mei van het Zweedsche secours naar den Neder-Rijn, wenschte de keizer het te voegen bij het leger aan den Boven-Rijn, doch hij vond daarin tegenwerking van keurvorst Frederik III, met gevolg dat toen de Zweden eindelijk in October den Main overstaken, het jaargetijde te ver was gevorderd om nog eenig nut van hen te kunnen trekkenzij keerden naar Bremen en Pommeren terug. Het vloot-secours, hetwelk de Oostzee niet verliet, stond onder bevel van vice-admiraal Anckeehelm, wiens vader Maerten Thijssen, Zeeuw van geboorte en oud vice-admiraal van de W.I. Compagnie, in Zweedschen- dienst trad en na zijne overwinningen in 1644 op de Denen als graaf Anckerhelm tot den adelstand was verheven. Te vergeefs beproefde keizer Leopold om de Zweden in het Rijk te houden, evenzoo om de 16000 uit de Spaansche Nederlanden vertrokken Hannoveranen in zijn dienst over te nemen. Ook de Republiek faalde in haar pogingen om de Zweden bij het Staatsche leger te doen aansluiten. Men kon slechts hopen, dat de 6000 Zweden zich in het volgende voorjaar zoo vroeg mogelijk aan den Rijn zouden laten vinden (1). Tot herstel van de compagnieën, wegens de verliezen in den afgeloopen veldtocht, maakte de Raad van State een petitie van 300.000 op. De officieren van de „gedelabreerde compagnies" moesten lijsten inleveren van de bij Fleurus geleden verliezen, zonder daarbij zieke of gekwetste menschen en paarden op te nemen, evenmin na den veldslag overledenen of deserteurs; zij waren verplicht hunne lijsten met ,,solemnelen Eede" te bekrachtigen. Van het totaal trok men per compagnie 5 ruiters of 5 soldaten af, die op nader bevel gerecruteerd zouden worden, terwijl dit met de rest zoo spoedig mogelijk moest geschieden. De vergoedingen aan de compagnies-commandanten beliepenvoor het verlies van een ruiter met paard, £160; de ruiter gebleven, paard en monteering verloren, £130; paard gebleven, ruiter verloren, £30; voor het verlies van een infanterist 50, onder voorbehoud, dat „op den voet in den jare 1677 „in gelijcke geval gehouden, een gerecht sesde part van het beloop van de „te doene recruites d'officieren affgetrocken" zou worden. De soldaat ontving een vergoeding van 3 „voor het verlies van derselver knapsacken (1) Seer. Res. S.G. 27 April, 3, 26. 29 Mei, 5, 8, 19, 27 Juni, 5, 13, 31 Juli, 14, 24, 28 Augus- tus, 16 September, 6, 10, 15, 20, 22, 24 November 1690, 3, 8 Januari 1691.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 46