468 De hulpverleenende mogendheden voldeden, in weerwil van tractaten en beloften, al te kwalijk aan hunne geldelijke verplichtingen. De troepen verkeerden meer dan eens zonder geld en brood „suick dat veele officieren „en soldaten, om den bitteren honger te ontgaan, tot den vyand verliepen" de sterkte der compagnieën ging voortdurend achteruitbij een dezer trof men slechts den kapitein met een luitenant en drie zieke soldaten aan. Ook de elders vertoevende dalluiden hadden bitter te lijden; zij, die in Zwitserland een schuilplaats vonden, kregen eenige ondersteuning uit de geldinzamelingen van Petrus Valkenier, die in Augustus te Zurich den wegens ziekte afgetreden professor Fabrice had vervangen (1). De ondervonden teleurstellingen vorderden een aanzienlijke versterking der troepen des hertogs, die anders „peryckel soude loopen van alle Syne „Staten te werden berooft", zoo mede een wijziging in de bewapening: snaphanen met bajonet, lang 4^2 voet, van de soort, die in de landen der Grisons voor 3 rijksdaalders werden vervaardigd, waren in het steile gebergte van het oorlogsveld beter te gebruiken dan musketten. Engeland en de Republiek verbonden zich tot het onderhoud van regimenten, samengesteld uit ter wille van geloofsvrijheid gevluchte Franschen, be kend als „refugés" en „religionarissen". Na de herroeping van het edict van Nantes had de Republiek een groot aantal officieren voor een pen-' sioen op den staat van oorlog uitgetrokken; velen hunner gingen met Willem III naar Engeland of traden later aldaar in dienst. De eerste korpsen voor Savoye kwamen onder bevel van de kolonels Jean du Puy, markies van Montbrun-Villefranche, Henri Armand de Bourbon, markies van Miremont, tweede zoon van Lodbwijk van Bourbon, mar kies van Malauze, een neef van Louis de Duras, graaf van Feversham en Alexander de Saint Féréol de Montauban (2). In verband eener voorgenomen reorganisatie van het korps van de Loches, stelden de predikanten voor om de bij verschillende troepen inge deelde Waldenzen in een enkel korps te vereenigen en dit, met behoorlijke betaling, steeds door „hooffden vande religie te doen aanvoeren". Men splitste evenwel het korps van de Loches in twee regimenten, elk van 700 man, onder in achtneming dat „de overvloedige en mutinerende „compagnien gecasseert off eenige compagnien ondergestoken werden, „en daermede dat corps gesuyvert, behoudende alleen de capabelste officieren".,, Het le regiment behield de Loches als kolonel, het 2e kwam onder bevel van kolonel St. Julien. Zij werden betaald door den hertog uit de subsidiën van Engeland en de Republiek; 't bleef een open vraag of in de vacante kapiteinsplaatsen zou worden voorzien door beide mo gendheden, dan wel door den hertog. Beide regimenten moesten op nieuw worden gekleed; ze waren in het vorige jaar inderhaast slecht uitgerust, (1) Seer. Res. S.G. 15 Augustus, 20 October, 17 November, 15, 18, 28 December 1690 6 Februari, 7 Maart, 4 Mei, Res. S.G. 22 Januari, 30 April, 8 Mei 1691. (2) Seer. Res. S.G. 8 Januari, 16 Februari, 22 Maart, Res. S.G. 18 Jan. 2 Juli 1691, Fevers ham, zie VI

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 482