471 menschen ten laste der Republiek zou komen. Toch begonnen zij reeds in October aan te komen. De petitie van 2 September vroeg 40.000 voor transportkosten aan (1). Op 4 October 1693 versloeg Catinat met een groote overmacht het leger der bondgenooten bij Marsaglia. Alle korpsen leden merkelijke ver liezen. Een compagnie loontrekkende edellieden onder Giarles hertog van St. Albans werd nagenoeg vernietigd. Karel van Schonberg over leed 17 October in krijgsgevangenschap; als bevelhebber der troepen in Engelsche betaling kreeg hij Henry de Massue, markies van Ruvigny, tot opvolger (2). Na den slag verschanste hertog Victor Amadeus zich bij Moncalirie; niettegenstaande zijn land aan verwoesting en brand schatting was prijsgegeven, bleef de hertog doof voor vredesaanbiedingen. Hij rekende op hulp van de Republiek met troepen en geld. De kosten van recruteering der drie gereformeerde regimenten met 1500 van de Zwitsers met 400 en van het voltalligmaken van het regiment Mon- tauban met 700 man, te samen 2600, vorderden 50.000 rijksdaalders voor eens; voor de vermeerdering van het hertogelijke leger met 6000 man diende de maandelijksche subsidie met 12000 rijksdaalders vergroot te worden: een en ander voor 2/3 ten laste van koning Willem of van Engeland, voor !/3 van de Republiek, waarvoor bij petitie van 3 November een som van 51.666-13-4 werd aangevraagd (3). In 1694 was het weder de beurt van de Waldenzen in het behalen van eenige voordeelen op den vijand. Een te hunnen voordeele uitgevaar digd edict bezorgde den hertog de gramschap van paus Innocentius XII en een smadelijke dcreet van de inquisitie te Rome; de senaat van Turin stoorde zich niet aan 's pausen mishagen en ver-klaarde het decreet voor ongeldig. In hetzelfde jaar verleende koning Willem III commissie aan Jean de Sacconay Bursinel, luitenant-kolonel bij het le regiment van Bern in Staatsoliën dienst, als kolonel van een voor Spaansche rekening op te richten regiment Zwitsers ten dienste van den hertog van Savoye. Bij dit regiment waren Anthony de Mestral als luitenant-kolonel, Esaye de Chandieu als majoor ingedeeld; de meeste officieren waren Waadlandsche onderdanen van Beeneen hunner, Franz Ludwig de Pesme de St. Saphorin (G. 1668), overleed in 1737 als keizerlijke gene raal-veldmaarschalk en vice-admiraal der Donau-flotille (4). De Fransche konvooien konden, om in den winter het leger te bereiken, onmogelijk de pas over de besneeuwde bergen nemen, maar moesten daarvoor door de valeien van Peyrouse. De Waadlanders konden dit gemakkelijk beletten als zij tegen 6 Piemonteesche stuivers per dag in (1) Res. S.G. 2, 25 September, 14 October, Seer. Res. S.G. 7 September 1693. In Branden burg en Hessen wilde men geen andere gereformeerden ontvangen dan die zich uit eigen middelen konden helpen; en bestond kans dat de anderen ook naar Holland zouden afzakken <Secr. Res. S.G. 15 Maart 1694). (2) Res. S.G. 26, 29 October, 4 November 1693). (3) Ruvigny, sinds 15 Januari 1691 generaal-majoor, werd 12 Mei 1697 verheven tot graaf van Galway. Hij overleed 3 September 1721. (4) Seer. Res. S.G. 15 Maart 1694 Res. S.G. 20 April 1695.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 485