473 Wegens het voortdurende geldgebrek kon aan een geregeld vertrek der troepen naar hunne nieuwe bestemming, hetzij de Republiek, Enge land of elders met den besten wil ter wereld niet gedacht worden. In November begon de afmarsch onder leiding van lord Galway van 5 regimenten, bestemd voor Britschen dienst, en van het regiment Sac- conay voor de Republiek. Enkele maanden later volgden de andere korpsen onder Julius Heinrich, graaf van Friezen (1); hij verminderde de compagnieën van 53 tot 46 man, om uit het verschil het onderhoud voor de gereformeerde officieren te vinden. Geldgebrek sleepte onver biddelijk na zich gebrek aan allerlei behoeften, oorzaak van versnipping in groepen, hetgeen tot desertie en verloop kon leiden als de vijand vroeg in het veld kwam. Friesen schreef aan Valckenier te Zurich over „de „uytterste verlegentheyt waar in sig syne onderhoorige trouppen be tonden". Van der Meer, die zich te Frankfort ophield om kleeren voor de soldaten te koopen, berichtte aan Hunne Hoog Mogenden dat zij „sedert ettelijcke dagen" zonder soldij moesten leven; hij kon den offi cieren slechts goede woorden geven „maar zy daer mede niet conden „betalen". Herhaaldelijk drong van der Meer op geldzending aan en wees op de gevolgen „by aldien door haar Ho. Mo. niet eenige avances „werden gedaan op de subsidies ende voornamentlyck nu int'ingaan „vande campagne": immers subsidie behoefde de hertog van Savoye niet meer te ontvangen, de provinciën hadden daarin geconsenteerd en het geld kon dus rechtstreeks voor de soldaten bestemd worden. Maar hoezeer de provinciën door Hunne Hoog Mogenden werden aangemaand, zij hielden de beurs geslotener kwam althans geen geld genoeg binnen (2). Meest alle uit Italië gekomen officieren namen aan den inmiddels aan den Rijn ontbranden strijd deel. De vrede gesloten, was voor hen terugkeer naar menig land wegens geloofsvervolging buiten gesloten. Lodewijk XIV gedoogde terugkeer slechts onder de uitdrukkelijke voorwaarde van voorafgaande afzwering der gereformeerde religie en de belofte voortaan te leven als „een goet catholycq" (3). Tot de sterkste in de Republiek aangekomen afdeelingen behoorden: in November, 200 officieren en 1000 soldaten; in December 760 Fransche deserteurs, allen met bestemming voor Engeland. Voor hun overtocht was de Republiek in staat koning Willem eerst 12.000, later nog 10.000 voor te schieten. Te voren had een gerucht aanleiding gegeven tot een verzoek van de kolonels van vier bataljons gereformeerden aan Hunne Hoog Mogenden „om geconserveert te werden en niet gesonden om Syne Keyserlijcke „Majesteijt te gaan dienen in Hongaren tegens de Turcken waarop geen resolutie was gevallen; later verzochten de officieren van vier op (1) Bekend als verdediger van Land^w (1703) en veroveraar van Drusenheim (1705); hij overleed in 1706 als keizerlijk generaal-veldmaarschalk. (2) Seer. Res. S.G. 1,20 October, 12 November 1696, Res. S.G. 15 Februari, 20 April, Res. R. v. St. 18 Februari, 26 Maart, 15 April, 10, 17, 25 Juni, Seer. Res. S.G. 6, 25 April, 10 Mei, 9 Juli 1697. (3) De kolonel St. Julien trad 1 703 in Franschen dienst.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 487