34 St. Truyen, Borgloon, Hasselt, de infanterie in Bergen, Brugge, Gent, Brussel, Halle, Leuven, Diest, Luik, St. Truyen, Hasselt en Maeseyck. De zware artillerie was voor aanvulling en herstel reeds in Juli van Maas tricht de Maas afgevoerd en meerendeels in September te Maastricht en Namen teruggekeerd (1). Als maatregel tegen vijandelijke contributie heffingen in de provincie Namen, het land van Luik aan deze zijde de Maas en de Meiery van 's-Hertogenbosch waren de resident te Brussel Johan Hulft, luitenant- generaal H. W. van Aylva en Spaansche bevelhebbers overeengekomen tot opstelling van cavalerieposten langs de Maas, vooral tusschen Namen en Charleroi. Guastanaga bood aan om de Spaansche en Luiksche cavalerie bij Charleroi, Nivelles, Gembloux en Fallais te plaatsen, mits 1000 Staatsche ruiters de stad Namen bezetten. Dezen moesten hun fourage zelf betalen, tegen 7 stuivers het dag-ration, zijnde een stuiver meer dan de ruiter van zijn soldij kon missen: 1 stuiver over 1000 paarden werd 50 per dag, 9000 in zes maanden; volgens het in December met Fran cois Castaigne gesloten fourage-contract, bleef de Republiek borg voor de betaling van den zevenden stuiver. Nog vóór de 1000 ruiters te Namen waren aangekomen, hadden de Franschen tal van kasteelen aan de Sambre versterkt tot in de nabijheid van Charleroi, zoodat zij de rivier gemakkelijk konden oversteken en, ten gevolge van het vertrek der Hannoversche troepen, zelfs invallen in het land van Waes of noordelijk Vlaanderen konden wagen. Graaf W. A. de Hornes werd aanbevolen alle aandacht aan Vlaanderen te wijden, mede te werken tot opberging in vaste steden van alle nabij het kanaal Gent-Brugge te vinden fourage, voorts door het openzetten der sluizen van Nieuwpoort het land van Veurne onder water te zetten. Alle officieren kregen last om zich naar hare garnisoenen en bij hare regimenten te begeven ,om den dienst na behoren waer te nemen". Onderwijl kreeg Waldeck het verzoek van Octave Ignace hertog van Aremberg en Bar bandon, gouverneur van Namen, om behalve de ruiters ook eenige infanterie naar de Sambre te zenden,benevens een bataljon naar Hoei. Betreffende de zending van de 1000 ruiters naar Namen bleek, dat de stad weinig lust gevoelde ze binnen te laten; zijnde reeds bezet door 7 bataljons en 1 regiment dragonders van Brandenburg. Toen men vermoedde dat. Namen pogingen aanwendde tot het sluiten van een verdrag met den vijand over het betalen van contributie, lieten Hunne Hoog Mogenden 't aan Waldeck over om de zending van 500 of 1000 ruiters te bewerk stelligen. Zijnerzijds kwam Guastanaga met keurvorst Frederik III overeen om diens troepën aan deze zijde van den Rijn te zullen onder houden uit de contributiën (2). (1) Res. R. v. St. 7 Juli, Uitg. br. 28 Juli, Seer. Res. S.G. 13 September, 9 November,. Res. S.G. 28 September; G.P.B. IV 175, dd. 28 October 1690 „Ordre ende Reglement waer „na sich alle Soetelaers en Vivandiers sullen hebben te reguleren in het verkoopen en uijt- slijten van hunne waren". (2) Seer. Res. S.G. 7, 13, 20, 21, 24, 27, 29, 30 November, 2, 5, 17, 29, 30 December, Res. S.G. 17, 30 November, 12 December 1690.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 48