39 dicht opeen gepakte menigte, onder het luiden der klokken en het lossen van het op den Vijverberg geplaatste geschut, den geliefden vorst toe juichte; de avond werd besloten met een schitterend op den bevroren Hofvijver afgestoken vuurwerk (1). Op 7 Februari verscheen de koning achtereenvolgens in de vergaderingen van de Staten van Holland, de Staten-Generaal en den Haad van State. In die van Holland verklaarde Zijne Majesteit „dat hij een Hollander gebooren zijnde, tot noch toe als een Hollander geleefd had „en ook als een Hollander hoopte te sterven". Aan Hunne Hoog Mogenden betuigde hij „met veele teedere expressie desselfs affectie ende genegentheyt tot „desen Staat", onder verdere mededeeling van te zijn overgekomen om met de hooge geallieerden over den aanstaanden veldtocht te beraden en zijn betrekking als kapitein-generaal waar te nemen, hopende „dat het Godt gelieve mogte hem als een instrument te gebruycken om het „gevaer, waerin dese Staat nog was, te mogen afkeren ende door het „herstellen van de ruste in Europa, ook dese Staat in een volle verseecker- „heyt te stellen" (2). Reeds vóór den blijden intocht begeerde de koning door den Raad van State te worden ingelicht nopens de levende en doode strijdmiddelen. Holland leende ten dienste van het veldleger 15 lange veldstukken van 12 'ti17 dito van 3 Umet groote hoeveelheid projectielen, gereedschap en materialen, buskruit, lood en lont, later nog 24 metalen kanons van 24 U ijzer „met haer affuyt, werck- en trek getuygh daartoe vereyscht". Nieuw werden aangemaakt 5 blikken pontons en 6 karren met toebehooren. De groote artillerie, het belegeringsgeschut al wat daarbij behoorde ging van Dordrecht naar Maastricht. Naar deze vesting werden mede gezonden 330 groote en kleine wolzakken, 288 kleine en 150 groote Friesche ruiters. Aangezien de veld-artillerie met bijbehorende treinen op marsch ging naar Mechelen, moesten aldaar de brood- en ammunitiewagens, de tocht en de ponton paarden worden gemonsterd. Sinds December van het vorige jaar sloot de Raad allerlei contracten, als met de provediteurs Machado en Pereyra voor het vestigen te Namen en te Zout-Leeuw (Leau) van magazijnen met levensmiddelen en fourage, met verschillende leveranciers tot het leveren te Brussel van fourage voor 12000 paarden gedurende 30 dagen, van ammunitie-wagens met 3 paarden ad 2-7-6 van tochtpaarden ad C-14-6, van pontonpaarden ad 0-12-8, alle per dag. Plakkaten voorzagen in het verbod van uitvoer en handel in paarden; patrcuilles moesten waken tegen het overzetten van paarden, in 't bijzonder langs de Waal van de Merwede tot Pannerden of Schenken schans, hetgeen nog al met bezwaren gepaard ging. Zoo klaagde de (1) „Komste van Zyne Majesteit Willem III, koning van Groot-Britanje in Holland", tekst van professor Godefridus Bidlo, portret van den koning door Pteter van Gunst, verluchting van Romeyn de IIooghe. ,,In 's Gravenhage. Bij Arnoud Leers, Boekver- kooper. M DCXCI. (2) Res. S.G. 31 Januari, 7 Februari 1091.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 53