41 „voldoen aen de menigvuldige lasten die in begin van de campagne ende „bij het int veltbrengen van het Leger moeten werden gedragen en sonder „dewelcke de militie niet in beweginge nogte in actie can werden gebragt". De Raad zijnerzijds: „in achtinge genomen sijnde, dat de Artillerije met „den vorderen Train vant Leger ten spoedigsten sal moeten marcheren", gelastte den ontvanger-generaal om uit de Engelsche fondsen te betalen „de meest krijtende schulden ende achterstallen van de laaste veldtogt, „ende onder medewerking van den major vande Artillerije Otto Chris- „toffel Verschuyb met desselffs onderhebbende bedienden, ten eijnde, „de bedienden daer door bequaem mogen worden gemaackt om mee te „konnen marcheren". Met recht mag de vraag worden gesteld hoe 't mo gelijk kon zijn, dat de veldtocht geen onoverkomelijke rampen met zich zou brengen! Ook, al waren alle schulden voldaan, zoo konden met de 2.500.000 onmogelijk alle legerlasten worden afbetaald, zoodat dd. 20 October een supplementaire petitie van 575.000 daarin moest voor zien, waarbij de Raad een spoedige beschikbaarstelling van fondsen aan beval, omdat hij anders „een onbeschrijvelijcke confusie ende ellende „tegemoet sien ende dat vele Luyden daer andersints goede diensten van „soude connen werden getrocken, door wanbetalinge sullen worden afge schrikt om weder te velde te gaan ofte hare waren te leveren, ende andere „gebragt inde uytterste miserie" (1). Behalve voor de legerplaatsen, vroeg de Raad in 1691 nog een aan zienlijk bedrag voor een belangrijke aangelegenheid en wel ter voorziening van op het oorlogsterrein te vestigen magazijnen, waarmede ongelukkig genoeg de moeilijkheden om geld los te krijgen toenamen; toch moest elk volgend jaar tot aan den vrede een dergelijke aanvrage opnieuw her haald worden. Zoolang de oorlog werd gevoerd in de Spaansche Nederlanden, viel 't te voorzien, dat aldaar voortdurend Staatsche troepen aanwezig moesten zijn. Hun verblijf tijdens den winter kon alleen mogelijk zijn bij bezit van goed gevulde magazijnen, waarover de Raad van State in zijn petitie van 2 October 1702 de volgende verklaring gaf: „de experientie heeft doen „blijken, dat de groote progresse die den vijand, in den oorloch, die door „de Nimweegsche vreede is geeyndigt, des winters, en vroeg int voorjaer „of eer men int veldt konden subsisteren, in de Spaansche Nederlanden „heeft gemaakt, niet alleen te attribueren sijn geweest aan desselfs groote „magt, maer wel insonderheyt dat sijne Trouppen in tijden, anders voor „crijgsoperatien onbequaam, haere subsistence konden vinden uijt „magasijnen op de grensen gemaakt, en vervolgens konden ageeren, „terwijle die vanden Staat, in de garnisoenen verspreijt lagen, en bij „mangel van fourage niet konden werden te saemen getrocken". De eerste petitie tot de oprichting van magazijnen met hooi en haver in Bra bant was die van 6 Juli 1691 en beliep 1.200.000, een bedrag, waarin (1) Res. S.G. 23 Februari, 22 Maart, 11 April, 9 Mei, 23 Juni, 20 November, Res. R. v. St. 17 Maart 1691.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 55