42
de leger]asten niet konden voorzien „al waert schoon dat de respective
„Provintien hare consenten hadden gesuyvert en ten Comtoire Generael
„gebragt, daer nogtans tot groten ondienst van den Staet veel aan defi
nieert". Wilde men de Franschen verhinderen om zich in den winter of
het voorjaar van de Spaansche Nederlanden meester te maken, dan zouden
aldaar genoegzaam de geheele Staatsche ruiterij en het meerendeel der
infanterie moeten overwinteren. Voor het aantal paarden, begroot op
25000 „daerinne begrepen die vant Hoff, de Staff, die vande Artillerije
„ende Ammunitiewagens", waren van begin October tot half Mei, zijnde
ongeveer 200 dagen, benoodigd 13000 last haver en 75 millioen pond hooi,
waarvoor over het aangevraagde bedrag moest beschikt kunnen worden.
In het begin des jaars beraadslaagde te Brussel Guastanaga met
FjVerhard van Weede, heer van Dijkveld, namens Hunne Hoog Mogen-
den, vorst G. F. van Waldeck en eenige generaals over „t'geene tot een
„behoorlijcke defensie wert vereyscht". Hunne Hoog Mogenden hadden
toegestemd in een leening van 1.575.€00 aan Spanje; maar zij deden de
ondervinding op, dat dit bedrag lang niet voldoende was om de Zuidelijke
Nederlanden „te brengen in een behoorlijck postuur van defensie soodanig
„als den tegenwoordigen toestant van saken vereyscht". De vrees, dat
de vijand bij het aanhouden der strenge vorst onverwacht zou handelen,
bleek gegrond. Op 11 Januari trok Boufflebs met 18000 man bij Loven-
degem over het kanaal Brugge-Gent. Het garnizoen van Sluis, verzwakt
door het zenden van een sterk detachement naar Damme, kon geen
militie meer missen om de landzaten te ondersteunen; deze moesten
hoofdzakelijk hun bescherming zoeken in het ijverig bijten van de bevroren
wateren. Wel zond Guastanaga eenige troepen naar Dendermonde,
waarbij een Hollandsche afdeeling onder Aylva, terwijl Staatsche cava
lerie onder Theobald van Weybnom zorg droeg voor de dekking van
Brussel, maar men kan Boufflebs niet beletten zijne plannen uit te voe
ren. Waren het Noordvrije en het Land van Waes reeds vroeger onder
Fransche contributie geraakt, thans stonden zelfs het land van IJzen-
dijke en Schoondijke en het eiland Kadzand daaraan bloot. De Branden
brugsche troepen hadden gebrekkig ondersteund; zij waren niet in be
weging te brengen zonder voorzien te worden van brood en fourage uit
de Staatsche magazijnen, hetgeen niet grif geschiedde, alhoewel Waldeck
terecht oordeelde „dat bij een subieten overval, ende in cas van noot,
„men Syne Chur Furstelijcke Trouppes liever met broot en fourage sal
„dienen aen de handt tegaen, als den vijandt wegens sulcken defect
„avantagie te geven" (1).
Willem III hield alle draden van het verbond tegen Frankrijk in zijne
handen. Dat dit verbond, waartoe zelfs de pausen Alexander VIII
(1689-1691) en Innocentius XII (1691-1700), hoewel geenszins openlijk,
(1) Seer. Res. S.G. 1, 2, 11, 18 Januari, Res. S.G. 23 Januari, Lias loopende dd. 12, 13
Januari 1691.