tus begaven zich luitenant-kolonel Coenraad van Lnckel, ritmeester Bernard Alexander van Drymborn en kapitein Severijn Paludan naar Frankrijk ter uitwisseling van de krijgsgevangenen. Inmiddels be lastten Hunne Hoog Mogenden den Raad van State om de uit Bergen gekomen regimenten zoo spoedig mogelijk weêr voltallig te maken; de compagnies-commandanten kregen alleen geld om te recruteeren ..als „voor de manschap die deselve gedurende de belegeringe of bij het uyt- „trecken by desertie hebben verloren" (1). De Franschen hadden zeer groote verliezen geleden aan gesneuvelden en zieken, zoodat zij voorloopig niet in staat waren tot „verdere progres- sen"; (zij waren ondertusschen meester van geheel Henegouwen). Lode- wijk XIV, die sinds 21 Maart het beleg had bijgewoond, vertrok op 21 April naar Versailles. Luxemburg bleef belast met het bevel in Vlaanderen, Boufflers aan de Moezel. Ter beveiliging van de Fransche kusten tegen de Engelsche en Plollandsche vloten onder Edward Russell en Philip van Almonde, vereenigden zich te Reims de ban ende arrière-ban van eenige provinciën. Zes Engelsche en vijftien Hollandsche schepen beletten het uitzeilen van negentien schepen uit de haven van Duinkerken. Evenwel gelukte 't aan ïourville om meermalen zijn opdrachten te vervullen; in Mei bracht hij uit Brest een secours naar Ierland, hoofdzakelijk personeel en materieel van de artillerie, doch zonder geid en munitie, tervijl in November ruim 9400 Ieren uit de Shannon naar Frankrijk konden ver voerd worden. Aan weerskanten bereidde men zich voor om spoedig de eigenlijke veldtocht in de Spaansche Nederlanden te kunnen openen. Van het Staatsche leger werden daartoe nagenoeg de geheele cavalerie en 37 regi menten infanterie aangewezen, waarvan er 8 voorloopig in de garnizoenen bleven, later nog met een vijftal vermeerderd. Pas op 1 Juni ontvingen de officieren bevel om zich naar hunne posten te begeven. Francisco Schoonenbergh (2), minister aan het Hof te Madrid, berichtte in Mei dat de Spaansche regeering nalatig bleef in hare geldelijke verplichtingen; ten einde Spanje in staat te stellen om de verschuldigde subsidies aan de Brandenburgsche en Cellsche troepen te betalen, en zoodoende deze in de Zuidelijke Nederlanden te houden, moest de Republiek aanzienlijke sommen negocieeren. Betreffende de Franschen vernam men, dat te Dinant en elders 55 voet lange, platte barken waren gemaakt, geschikt tot vervoer van militie en krijgsbehoeften; men bevroedde dat de vijand „ietwes op Nieuwpoort, Oostende of mogelyck ietwes verders soude „mogen ondernemen. "Werkelijk zette Boufflers op 1 Mei met een bombardement het beleg in van Luik, doch de Luiksche generaal Albert Octavius 'tSerclaes de Tilly verdedigde de stad zoo wakker, dat binnen enkele dagen het beleg moest worden opgebroken. Door het bom- 44 (1) Res. S.G. 19, 21, 26 Maart, 12, 24 April, Seer. Res. S.G. 22 Maart, Res. R. v. St. 19 Maart, 27 April, 12 Mei, 18 Augustus 1691. (2) De geslachtsnaam van den Portugeeschen jood Schoonenbergh was Belmonte.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 58