45 bardement waren eenige magazijnen met levensmiddelen en fourage in de vlammen opgegaan; op het verzoek om daarin te voorzien, mede met aanvulling van eenig geschut, verklaarden Hunne Hoog Mogenden „door „de lasten van den oorlogh soo seer te sijn geacclableert", dat zij daaraan niet konden voldoen, doch het verzoek aan den koning hadden door gezonden. In de tweede helft van Mei viel Luxemburg in het Namensche, verbrandde eenige dorpen en bezette het op 30 Mei door het Staatsche garnizoen verlaten Hal (1). Begin Mei was Willem III uit Engeland teruggekeerd. Op 2 Juni voegde de koning zich bij het te Anderlecht (ten W. van Brussel) onder hevel van prins Karel Hendrik van Lotharingen-Vaudemont verza melde hoofdleger, hetwelk een paar weken later afmarcheerde naar Dieghem (ten O. van Brussel); aldaar sloot zich op 28 Juni landgraaf Karel van Hessen-Kassei met ruim 8000 man aan. Het was te voorzien, dat de veldtocht van 1691 in de Spaansche Nederlanden weinig belang rijks zou opleveren; bij de geallieerden te meer, wijl wegens de gebrekkige geldverzorging alle zekerheid ontbrak eener geregelde levering van leef tocht door de aannemers. Men kwam tot het besluit „dat om den vijand „de meeste afbreuck te kunnen doen, niet nodiger nogte efficacieuser „konde werden uytgedagt, dan dat notabel secours mogte werden geson- „den naer Savoyen", te weten 12000 man keizerlijken en 6000 man Beigrsche troepen, tegen een subsidie van 300.000 rijksdaalders voor keizer Leopold en half zooveel voor den keurvorst. Willem was, als koning van Engeland, bereid twee derdedeel te betalen, en rekende op de Republiek voor het overige: als nu de provinciën maar niet achterbleven met de noodige consenten „opdat aen Vranckrijck de grootste afbreuck „soude werden toegebragt". In Vlaanderen voerde graaf W. A. de Hornes het bevel; zijne troepen hielden zich in hoofdzaak bezig met het doen van executies in de kastelenij van Rijssel, wegens het niet storten der contributiën (2). Gedurende de zomermaanden veranderden de wederzijdsche legers voortdurend van standplaats. De koning was 't te doen om het minder sterke Fransche leger tot een ontmoeting te brengen, terwijl de Fransche aanvoerder door het kiezen van voordeelige stellingen en snelle marschen zulks wist te beletten. Luxemburg had bij Enghien een versterkte stelling ingenomen, die hij echter weer verliethij trok over Braine le Comte terug in de richting van Bergen. Op 7 Augustus marcheerde het Staatsche leger van Gerpinnes naar Cour aan de Heure, waar koning Willem vernam, dat de vijand op marsch was naar Maubeuge. De verwachting om over Beaumont den vijand te kunnen aanvallen bleek onvervulbaar door diens voordeelige opstelling op een berg en achter een riviertje, zoodat (1) Res. H. v. St. 23 April, 27 Juni, Res. S.G. 24 April, 4, 14, 21 Mei, 1. 6, 9, 30 Juni, 23 Juli, 30 Augustus, Seer. Res. S.G. 27 April, 1, 4 Mei, 14 Juni, 28 Juli 1691. (2) Res. R. v. St. 15, 16, 30 Juni, Res. S.G. 2 Juni, Seer. Res. S.G. 14, 18 Juni 1691. De in de Kasteleny van Rijssel gemaakte onkosten moeten door de geëxecuteerden worden be taald (Res. R. v. St. 9, 22 Februari 1692).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 59