52 niets, had geen beschikking over geld en kon trouwens zonder bevelen uit Madrid niets uitvoeren, met gevolg, dat hij zich van de zaken weinig aantrok. Gelukkigerwijze verwachtte men spoedig nieuwe regimenten uit Engeland, terwijl het bisdom Luik een paar regimenten ruiterij liet werven (1). Gedurende den wintertijd zetten de Franschen hunne plundertochten voort, terwijl zij groote toebereidselen maakten voor den aanstaanden veldtocht. Wat dit laatste aangaat, liep de werving van recruten in het- land zelf op mislukking uit; men was daarvoor op het buitenland aan gewezen, in de eerste plaats op de Zwitsorsche kantons, die door omkoo- ping bewerkt werden om werving voor Franschen dienst al dan niet oogluikend toe te staan. Paarden waren in Frankrijk evenmin te verkrijgen en moesten uit het buitenland worden aangevoerd; Duitsche officieren ontzagen zich niet om hunne paarden, ter besparing van kosten gedurende de winterrust, door middel van agenten te Bazel, Schaffhausen en Zurzack aan den vijand te verkoopen. Ook eischten de Fransche intendanten, belast met het innen van contributiën, paarden in plaats van geld. De Republiek verzette zich daartegen zooveel mogelijk. In December sloot Everhard van Weede, heer van Dijkveld, met Guastanaga een tractaat, regelende het verbod van uitvoer van paarden, waarbij Luik zich in Februari 1692 aansloot (2). Willem III wenschte aanzienlijke sommen uit de contributiën ter beschikking van Menno van Coehoorn te stellen voor de nieuwe ver sterkingen van het kasteel te Namen; in November waren reeds 27.000 daaraan besteed, zijnde 9000 boven het door Hunne Hoog Mogenden toegestane bedrag, terwijl in December de bewapening een belangrijke aanvulling van geschut onderging. Op 21 October was de conventie met Spanje betreffende de invorderingen vervallen; trots vele gebreken kwam een vernieuwing tot stand. Van de contributiën achter de vijandelijke liniën in Vlaanderen kwam weinig terecht, terwijl men in de streken tusschen Maas en Sambre veel tegenwerking en tegenspoed ondervond. Te Olne in het land van Daelhem hadden de Franschen een zoon van den partijganger Philip Jaco le Majeur opgesloten, terwijl een door hem, wegens vervoer van paarden naar den vijand, gevangen genomen koopman met geweld in vrijheid was gesteld. Een ander partijganger, Hendrik Simonis werd in het Luxemburgsche doodgeschoten. Als blijk van waar deering voor de door de „partisans" bewezen diensten, vroeg Theodorus van den Heuvel, ontvanger der contributiën te Maastricht, vergunning om aan hen „de stuver van den gulden, die boven den taux van de con tributie betaald wordt" te mogen afstaan; de Raad van State gaf toe- (1) Seer. Res. S.G. 11 October, 10, 14, 17 December, Res. S.G. 22 November 1691. (2) Res. S.G. 5 October, Seer. Res. S.G. 20 December, Res. H. 27 Dec. 1691, 3 Februari, G.P.B. IV 1278 dd. 9 Februari 1692.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 66