55 Gorinchem bevond Maerten van Dockum, kolonel-commandant van het regiment van Jacob van Wassenaer-Obdam onder de tocht- en pontpaarden „veel magere en qualijk gevoederden"te Waalwijk en elders in de Langstraat monsterde kolonel Gerard Pijper de voerlieden en paarden van de broodwagens, te Mechelen generaal Hendrik Trajec- tinus van Solms 400 nagekomen tochtpaarden. Een „Lijste van de „wagens voor de officieren en bedienden vande Artillerye" telde 115 per sonen en 61 wagens; het personeel der artillerie te Mechelen stond onder bevel van majoor O. C. van Verschuer, waaronder 2 compagnieën artillerie, de compagnie pontonniers van kapitein Johan van Erp en de compagnie mineurs van kapitein L. de Fresnay; dat te Maastricht onder luitenant-kolonel A. van der Mijll, met 1 Compagnie artillerie, dat in Vlaanderen onder kapitein Louis le FRANgois, met zijne compagnie. Op de lijst van de ingenieurs te velde trof men aan: „4 directeurs van „de a-pproches ,elck met twee conducteurs en twee schrijvers"; het waren de kwartiermeester-generaal Daniel Wolf van Dopff, kolonel Tobias Reynhard, kapitein Johan Vleugels en de contrerolleur Jan Alber- ding; verder 10 ordinaris-ingenieurs, elk met 1 schrijver en 1 commies, 25 extra-ordinaris-ingenieurs op vol traktement, elk met 1 schrijver, en 15 extra-ordinaris-ingenieurs op half traktement. Door koning Willem waren voor den dienst te velde aangewezen: de geheele cavalerie en 43 regimenten infanterie, waaronder twee van 2 bataljons (garde van den stadhouder van Friesland en het regiment van Ditlof van Schwerin) te Maastricht moesten sinds het vroege voorjaar zes regimenten infanterie op den eersten trommelslag marschvaardig gereed staan. Het personeel enz. van de gecommitteerden te velde was thans samengesteld uit: 1 secretaris, 1 klerk, 1 „dispensier", 1 kwartiermeester, 1 karos met 6 paarden, 2 handpaarden, 2 paarden voor de knechts, 1 koetsier, 1 palfre nier, 1 voorrijder, 2 lakeien, 1 kok en 1 vrouwspersoon. Ten slotte zij nog opgemerkt, dat de keurvorst van Beieren maatregelen nam om 30000 man in de Spaansche Nederlanden op de been te brengen, terwijl Luik een korps cavalerie oprichtte, waarvoor in de Republiek 332 paarden werden aangekocht (1). Op 16 Maart keerde Willem III, vergezeld door de graven van Port land en Athlone (2) in het vaderland terug. Twee dagen later verklaarde Zijne Majesteit ter vergadering van Hunne Hoog Mogenden te zijn over gekomen om zijn betrekking als kapitein-generaal en stadhouder waar te nemen, zoo veel doenlijk bij te dragen om spoedig tot een gewenschte vrede te geraken; hij bracht zooveel militie mede als in zijn rijken gemist kon worden, terwijl de Britsche vloot weldra gereed zou zijn om met de Ne- derlandsche vereenigd onder zeil te gaan. De koning reisde op 18 Mei van Breda naar het bij Duffel samengetrokken leger te velde. Niet alles was (1) Res. S.G. 11, 28 Januari, 6, 8, 21 Februari, 19 April, Res. R.v.St. 15, 17, 24 Maart, 3. 5, 19, 25, 26 April, 1, 3, 6, 10 Mei, Uitg;. bv. 5 Maart 1692. (2) Hans Willem Bentinck en Godart van Reede, heer van Ginkel.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 69