69 te kunnen bezetten; de magistraat, die het bezetten der poorten door de burgerij had geweigerd, werd door den Raad van State gedrongen dat besluit in te trekken. Ter versterking van de korpsen aan de Maas ontving keurvorst Johan Willem van de Palts het verzoek om eenige troepen daarheen te zenden; de keurvorst van Beieren beloofde om de Spaansche cavalerie tot 6000 ruiters op te voeren, ongerekend zijne 2 regi menten kurassiers, sterk 1500 paarden. De luitenant-generaal J. E. van Tettau maakte veel werk van de verbetering der werken van Maastricht, bezet door 5 regimenten cavalerie en 12 regimenten infanterie; met het oog op een mogelijk beleg, voorzag Holland zijne aldaar liggende korpsen van 3 maanden soldij. Koning Willem wenschte 5000 ter beschikking van Tettau te stellen; hij spoorde den Raad aan om de magazijnen van alle mogelijke verdedigingsmiddelen te voorzien, o.a. pulverzakken met buizen, pannen met kettingen tot het werpen van pekkransen, lissen tot het maken van „saucissen" in de mijnen, zijnde lange lederen met kruit gevulde zakken, voorzien van een lont om de mijn te doen springen. Van de legerlasten kwam voldoende geld binnen om Maastricht van alles te voorzien en ,,'t Leger van den Staet in 't Veld te brengen". Zulks gedaan zijnde, klaagde de Raad van State: „sitten wij sonder geld en „maken daaglijx schulden"; de bedienden van de artillerie en van den trein hadden sinds maanden geen betaling ontvangen, de hospitalen ontbeerden veel, ook geld om medicijnen te betalen: „U Ho. Mo. gelieven, „selfs te oordeelen hoe 't Land gedient kan worden van bedienden die „bij faute van betaling honger en gebrek lijden, en van soldaten daer so „weijnig sorg voor gedragen word". Van aanschrijvingen aan de provin ciën om geld verschaffen kon de Raad zich „niet veel goeds beloven" (1). Op inkomsten uit de contributiën viel weinig te rekenen. De Spanjaar den bleven voortgaan met het heffen van belastingen in het graafschap Namen, als of de stad en het grootste gedeelte niet verloren waren gegaan de Republiek eischte de helft der inkomsten, onder bedreiging het graaf schap buiten gemeenschap met Spanje zelf onder contributie te brengen, waartegen de Spaansche regeering volhield, dat geen sprake was van contributiën, doch van gewone middelen, en zij dus uitsluitend recht had op de inkomsten van Namen en Kortrijk. De gebieden (prévötés) van Bergen en Soignies waren door de geweldenarijen des vijands zoodanig uitgeput en verarmd, dat van contributie-heffing alleen iets terecht kwam met militaire hulp. In elk geval was 't noodzakelijk om tot een herziening van de loopende contributie-verdragen te geraken, liefst zoo danig dat de Republiek recht zou hebben op de helft der heffingen van het graafschap Namen en op het derde deel van de kastelenij van Kortrijk. Op last van koning Willem verzamelde hertog Ferdinand Willem van Wurtemberg 12 regimenten infanterie en 11 regimenten cavalerie met eenige vuurmonden, waarmede hij zich op 18 Juli meester maakte (I) Res. S.G. 28 Februari, Secr. S.G. 13, 19, 28 April, Res. R. v. St. 3, 13 Maart, 6 April, 5, 12 Juni, Uitg. br. 14 Februari, S.G. Lias loopende dd. 6 Juni 1693.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 83