71 Lodewijk verliet op 15 Mei Versailles om zich te Gemblours bij de ver zamelde legers van Luxemburg en Boufflers te voegen. Hoewel zijne strijdkrachten die der geallieerden in getalsterkte overtroffen, zagen zij geen kans om iets van belang uit te voeren. De koning keerde half Juni weder naar Versailles terug, waar hij als overwinnaar met allerlei feesten gehuldigd werd. In den nacht van 14 op 15 Juli verdreef de vijand uit Tongeren 3 regi menten cavalerie en 5 regimenten dragonders, onder bevel van graaf Claude Frederik t' Serclaes de Tilly. De onderneming diende als voorbereiding tot de verovering van Hoei: op den 20sten moest de stad zich overgeven, 3 dagen later het kasteel. Willem III, tot ontzet in opmarsch van Park naar Tienen, vernam te Hopertingen, dat Hoei reeds was gevallen; na 10 bataljons tot versterking van Luik te hebben aan gewezen, bracht de koning het leger naar Neerhespen. Op 28 Juli stond de voorhoede van Luxemburg's leger bij St. Geert.ruydenlande, een goed uur van het kamp der geallieerden, wier rechtervleugel zich uitstrekte tot aan het dorp FJixem en het kasteel Wanghe aan de Gete; een brigade van 5 bataljons onder generaal-majoor George Ramsay was vooruit geschoven aan de Lare; het dorp Neerwinden was van den vijand ge scheiden door een beek, heggen en holle wegen, terwijl in een open terrein gedeelte een met geschut beplant retranchement was opgeworpen; de linkervleugel bezette de streek tusschen Dormael en Neerwinden. In den vroegen morgen van den volgenden dag ving een geschutstrijd aan; een kanonskogel nam het rechterbeen van den generaal der infanterie Hendrik Trajectinus van Solms weg, ten gevolge waarna hij op den SOsten overleed. De aanvallen volgden elkander rusteloos op; waar ge vaar dreigde, voerde koning Willem persoonlijk bataljons tegen den vijand aan. Bij den 7den aanval braken deFranschen door den rechtervleu gel en was de koning genoodzaakt bevel tot den aftocht te geven, welke met beleid werd volbracht. De overwinning des vijands was niet volkomen wegens zware verliezen was Luxemburg onmachtig tot een vervolging. Uit de brieven van de gedeputeerde Adriaan van Borssele van der Hooge, heer van Geldermalsen, en Everhard van Weede, heer van Dijkveld, vernamen Hunne Hoog Mogenden „dat de avantagie int begin „aen onse sijde is geweest, maer int eynde aen de zijde van den vijand „soude sijn gebleven", doch hoe ook uitgevallen, gevoelden zij dankbaar heid „voor de onophoudelijke moeyte en arbeyt, die Syne Majesteyt „met een noijt volpresen ijver, ende met pericul van Syne Majesteyten „geheijligde ende dierbare persoon, voor het welwezen van ons Yaderlandt, „ende voor de gemeene saecke geduriglyck is nemende". Het verlies aan dooden en gekwetsten bleek op verre na niet zoo groot als men aanvan kelijk duchtte; onder eerstbedoelden was begrepen Octavius Ignatius, hertog van Aremberg en Barban^on, gewezen gouverneur van Namen. James Butler, hertog van Ormonde, geraakte in krijgsgevangenschap; hij werd uitgewisseld tegen James Fitzjames, hertog van Berwick,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 85