74 „schen oorlog en later vroeg de Baad elk jaar op den staat van oorlog 50.000 voor geschut, doch immer te vergeefs! „wy vonden bij de provin ciën, wanende dat niemand den Staat van U Ho. Mo. deeren konde, geen „gehoor"; het jaar 1665 bewees anders! wij vroegen toen £50.000 ge durende 10 jaren, dus 500.000 „dog 't gevaar kort daar naar verdwenen „zijnde, bleven de furnissementen agter.Siende 't onweder dat in 't „jaar 1672 uitbarste, van verre aenkomen" boden wij op den 21sten November 1670 de petitie van het jaar 1665 nogmaals aan, evenzoo in het najaar van 1671 :beide keeren alweder te vergeefs! de bondgenooten waren „nog door 't dreigend gevaer, nog door enige middelen van per suasie te bewegen om tot so nodig een saak geld te schaffen". Het gevolg was, dat in 167*2 de frontieren van alles onvoorzien waren; toen in 1678 Maastricht, na de ontruiming van de Franschen, van geschut moest worden voorzien, bleef geen ander middel over dan van Holland „een „van de principale debiteuren" geschut over te nemen tegen een obligatie van 407.791 ten laste van de Generaliteit, waardoor het generaliteits- kantoor belast werd met een jaarlijksche rente van 16.000 en „tegen „gedane toesegging belast gebleven, zijnde de interesten thans al geac- „crosseert tot een somme van ruim 250.000 gulden"; Holland hielp slechts bij wijze van leenen, onder belofte van afrekening van haar quote in de legerlasten. Voortdurend ging geschut verloren „op de vloot gebruikt, „door vyant verovert of andersints verongelukt", bovendien moesten Luik en Charleroi van geschut worden voorzien. Met de affuiten, de munitie en ander oorlogstuig bleef 't even droevig gesteldop de extra- petities van 1665, 1673, 1674 en 1688, volgde op die van 4 Augustus 1674 ad 300.000 alleen van Utrecht een storting van 8.729-11, terwijl op die van 1665 en 1688 van Gelderland, Holland, Utrecht en Overijssel te samen 45.009-17-9 binnen kwamen. De Eaad verwachtte thans, dat alle provinciën onverwijld aan de nieuwe petitie zouden gevolg geven, te weten 500.000 voor geschut boven de 500.000 in 1665 „in redelycke „termijnen" aangevraagd, 75.000 voor affuiten boven 40.000 en 60.000 op de staten van oorlog aangevraagd, en ten slotte 200.000 tot inkoop van kruit, lood en lont boven de aangevraagde sommen (1). De koning drong er voorts op aan, dat de troepen „hoe eer hoe liever „mogten werden herstelt vant verlies, dat onder dezelve soo in de laeste „bataille, als door sieckte ende desertie was gevallen". Dientengevolge diende de Eaad van State dd. 18 September een petitie van 900.000 in: ,,'T groot voordeel dat de overmagt van volck aen den vyant geeft, is „dese laatste jaaren so klaar gebleeken, of (om beter te seggen) so smerte- „lyck gevoeld, dat niemand twyffelen kan of de eerste en voornaemste „sorg van goede Eegenten, met relatie tot de gemeene securiteit en defen sie, moet daar heenen gaan om de krijgsmagt van den Staat so niet te „verstercken ten allerminsten, so veel enigsints doenbaar is, compleet (1) Res. S.G. 31 Juli, 3 Augustus, Res. R. v. St. 3, 15 Augustus, Uitg. br. 3 Augustus, Secr. Res. H. 31 Juli, Secr. Res. S.G. 14 Augustus 1693.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 88