78 daalders bijdragen. Hiermede was de keurvorst in de partij der geallieerden opgenomen, hoewel nog niet aangesloten bij het Groote Verbond, welke aansluiting hij liet afhangen van de voltallige 400.000 rijksdaalders, waaraan nog 50.000 ontbraken, welke de keizer gaarne op Groot-Brittannië en de Republiek „soude soeken te schuijven" (1). Inmiddels was maarschalk de Lorge bij Philipsburg over den Rijn getrokken en onverwacht voor Heidelberg verschenen. De stad, feitelijk „van geen defensie synde", gaf zich den '21sten Mei over en werd aan ver woesting prijs gegeven. Het garnizoen trok naar het leger onder prins Louis van Baden bij Heilbron; de gewezen bevelhebber, generaal-luite nant-veldmaarschalk Georg Eberhard van Heydersdorf kreeg een veroordeeling tot den dood met het zwaard, welk vonnis keizer Leopold veranderde in verbanning. Prins Eugenius van Savoye volgde hem als veldmaarschalk op. Hunne Hoog Mogenden schreven 's vijands inval in de Palts en de overrompeling van Heidelberg toe aan „de lenteur ende „langsaemheyt, en weynigen ijver, waermede de Trouppes vande Geallieer den werden bijeen ende in t' Velt gebragt om de crijgsoperatien van „alle kanten gelijckelijck voort te setten". Zij brachten zulks de te 's-Gra- venhage verblijf houdende vreemde ministers onder 't oog en vaardigden J. J. Hamel Bruyninck af om „serieuse ende ernstige aenmaningen" tot den keizer en alle Duitsche vorsten en stenden te richten. Verder droegen zij Heemskerck en Colyer op om sultan Achmet te verzekeren, dat de inneming van Heidelberg van weinig beteekenis was, alleen onder nomen om „een groot esclat te maken ende t' Turcxe Hoff daerdoor te diverteeren van t' maken van een Vrede ofte Treves". Inderdaad viel verder aan den Bijn niets van belang meer voor, hoezeer de Dauphin nog wel het bevel had overgenomen. Aangezien de vijand zijn macht in de Spaansche Nederlanden bijeen trok, kwamen de keurvorsten van Keulen en de Palts het Duitsche korps aan de Maas met hunne troepen versterken (2). In het najaar betrokken de Duitschers onder prins Louis van Baden bij Heilbron een verschanst legerkamp, verbonden met een verdedi- gings-linie tot aan het Zwarte Woud. In October betrokken zij de winter kwartieren te Schwaebisch Hall, Reutlingen, Rosenberg, Schorndorf en bijgelegen plaatsen. Van Keur-Brandenburg koesterden 6 regimenten cavalerie het plan om zich in het Keur-Keulsche te vestigen, waartegen de Keulsche stenden zich verzetten: zij verkozen ..het gewelt" des vijands liever af te wachten, hetgeen Hunne Hoog Mogenden deed vreezen „dat „die saecke tot groote verwyderinge soude komen uyt te bersten". Hunne Hoog Mogenden konden zich geenszins vereenigen met de wenschen der Saksers om naar huis te gaan, waardoor de blijvende macht veel te zwak (1) Seer. Res. S.G. 21 Januari, 10, 25 Maart, 30 Mei, 8 Juli, 15 October, Seer. Res. H. 19 Maart, 18 Juni 1693. (2) Seer. Res. S.G. 4, 8 Juni 1693. Prins Eugenius Franciscus van Savoye, gewoonlijk alleen met zijn eersten voornaam genoemd, zag in 1663 het levenslicht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 92