81 „en diepe wegen, die anders onbruijkbaer waren, souden konnen gaen „sonder oyt om te vallen" beantwoordde niet aan de verwachting (1). Toen het leger de winterkwartieren had betrokken, de veld-artillerie te Mechelen was opgeborgen en een groot deel der artillerie-bedienden ontslagen, moesten te Maastricht steeds 7 regimenten cavalerie met 2168 paarden, 2 regimenten en 1 bataljon infanterie marschvaardig blijven om onder bevel van brigadier Johan de Huybert ,,t' aller uure" te kunnen uitrukken. Bij het te Eschringen gesloten verdrag verplichtte zich de keurvorst van Brandenburg tot legering van 5 zijner bataljons binnen Luik, 8- binnen Visé en van 4 regimenten te paard langs de Demer, het onderhoud voor de helft op kosten van Engeland en de Repu bliek 't was voordeelig dat de fourage aan de Demer veel goedkooper was dan aan de Maas. Aan den prins-bisschop van Luik, die buiten staat was om de zware lasten van het groot aantal ingekwartierde troepen te betalen, schonken Groot-Brittannië en de Republiek, even als in het vorige jaar „een subsidiërende soulagement in het onderhout van Syne „Trouppes", bestaande in 1500 rations hooi en haver en even zooveel rations brood per dag (2). Gedurende den winter bestemde de Republiek tot secours aan Brandenburg: 8 bataljons te Maastricht, elk 750 man 1 2 bataljons te Luik, resp. 1000 en 750 man j 4000 man 12 eskadrons te Maastricht, Luik, Hasselt, Stockheym en j Maeseyck, elk 125 paarden 2100 paarden 5 compagnieën dragonders te Maeseyck en Tongeren, elk j 120 paarden J Hoezeer duidelijk was, dat de bezettingstroepen tegen een overmach- tigen vijand onder geen voorwendsel mochten verzwakt worden, moest daartoe toch worden overgegaan. De keurvorst van Brandenburg ver langde verwijdering zijner troepen, wegens onvoldoende waarborgen bij verder verblijf. De keurvorst van Hannover, die voor de aanwezig heid zijner troepen van Engeland en de Republiek een maandelijksche subsidie genoot van 30.000 rijksdaalders, benevens vrij brood en fourage, riep, in weerwil van een op 22 December gesloten tractaat de helft zijner korpsen terug, de hertog van Cell zelfs eenige zijner regimenten. Friesland verlangde terugzending van 2 bataljons en het regiment te paard van prins Hendrik Casimir. Hunne Hoog Mogenden verklaarden, dat zij niet gemist konden worden; gemeenlijk gingen des winters de 8 bataljons van den prins afwisselend naar huis: thans was het de beurt aan het Groningsche bataljon van Zijn Vorstelijke Doorluchtigheid (3). Hertog Hans Adolf van Holstein-Plön, algemeene bevelhebber, nam (1) Res. R. v. St. 23 September, 31 December, Uitg. br. 5 Augustus 1693, Res. S.G. 11 April 1695. (2) Res. S.G. 2, 5 November, Rs. R. v. St. 19, 20 November, 22 December, Iiig. Miss. 2, 14 November 1693. (3) Res. S.G. 19 October, 7 November, Seer. Res. S.G. 14, 30 November, 7, 22 December 1693, Res. S.G. 4 Januari 1694.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 95