84 Nog vóór de opening van den veldtocht baarden de bij het overlijden van den prins-bisschop van Luik, Johan Lodewijk van Elderen, ontstane geschillen geen geringe zorgen. Ten einde beveiligd te zijn tegen vijandelijke aanvallen, ging de verbetering der vestingwerken van de stad Luik den prins-bisschop zeer ter harte. De te verrichten werkzaam heden, zoomede de bewapening, toevertrouwd aan generaal-majoor Menno van Coehoorn, waren begroot op 60.000 rijksdaalders, te betalen door de Republiek en den prins-bisschop, ieder voor de helft, met dien verstande, dat Hunne Hoog Mogenden beloofden „telckens soo veel te „geven vande voorschreve somrne als den gemelten heere Prince van „Luijck effective sal komen te betalen". Tot de bezetting der stad be hoorden zes regimenten Staatsche infanterie, onder bevel van den brigadier Willem van Heuokelom; het voorhanden geschut was meerendeels eigendom van de Republiek. Toen nu de prins-bisschop op 1 Februari overleed, terwijl Coehoorn 15.000 rijksdaalders noodig had, besloten Hunne Hoog Mogenden deze som te betrekken uit de 25.000 rijksdaalders, die volgens resolutie van 3 October 1693 de stad Maastricht, bij de ver kiezing van een nieuwen bisschop, aan hen moest opbrengen. Deze ver kiezing liep, door de kuiperijen van de Franschen en het ontstaan van twee partijen, uit op een dubbele verkiezing. Op 20 April koos de meer derheid van het kapittel prins Jozef Clemens, keurvorst-aartsbisschop van Keulen, broeder van keurvorst Maximiliaan Emanuel van Beieren, landvoogd der Spaansche Nederlanden; den volgenden dag koos de minderheid Lodewijk Anton, grootmeester der Duitsche orde, broeder van keurvorst Johan Willem van de Palts-Nieuwburg. De brigadier van Heuckelom had reeds in opdracht om alle wanordelijkheden zoo binnen als buiten de stad tegen te gaan; thans beraamden Everhard van Weede, heer van Dijkveld en de hertog van Holstein-Ploen met andere generaals de noodige maatregelen, opdat de vijand uit de ontstane verwarring „geen voordeel come te trecken"; de hertog stelde voorts orde op het voltallig maken van het geschutde Staatsche regimenten kregen de buitenposten ter bewaking. Nadat paus Innocentius XII de verkiezing van Jozef Clemens als wettig verklaarde, maakte het overlijden op 4 Mei van den grootmeester der Duitsche orde pas een einde aan de meeste onrust. Toen deze ophield, kon eindelijk op 18 September de be vestiging van den nieuwen prins-bisschop plaats hebben (1). Lodewijk XIV gaf aan zijn zoon den dauphin het opperbevel in Vlaan deren; de werkelijke bevelhebber was evenwel FRANgois Henri de Montmorency, hertog van Luxemburg, aan wien Francois Neufville, hertog van Villeroy en Jean Armand de Joyeuse ter zijde stonden; in 't laatst van April waren 98 bataljons en 190 eskadrons te Bergen ver zameld. De overige bevelhebbers voor den aanstaanden veldtocht waren (1) Res. S.G. 8 Januari, 3, 9, II Februari, 27 April, 8 Mei, Seer. Res. S.G. 3 Februari, 8, 23 April, Res. R. v. St. 11, 26 Januari, 2, 12 Februari, 17, 24 Maart, 8, 12 Mei 1694.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 98