85 in Duitschland: de Lorge en Cesar Auguste de Choiseul, markies de Francières; in Italië; Catinat; in Catalonië: Louis Anne Jule hertog van Noaiiles. In Juli benoemde de koning laatstgenoemde tot onderkoning, hoewel de Spanjaarden nog meester waren van de hoofdstad Barcelona en enkele kleinere plaatsen. Op 13 Mei berichtte de hertog van Holstein-Ploen aan Hunne Hoog Mogenden, dat hij bevelen had uitgevaardigd om het Staatsche leger te velde te brengen „tot stuitinge van alle ondernemingen van den vy- „andt", wiens hoofdmacht zich bij Bergen bevond. „Ten dienste van den „Coningh van Spaigne ende gesamentlycke gemeene welwesen" ontbood de gouverneur der Spaansche Nederlanden '2 regimenten te yoet ad 1400 man, 1 bataljon van 700 man, '2 regimenten dragonders ad 480 man en 6 regimentsstukken uit zijn Beiersch keurvorstendom. Tusschen den Rijn en de Maas kampeerden 20.000 Brandenburgers onder luitenant-generaal Friedrich von Heiden, die eveneens bij het leger zouden aansluiten, zoodra een regeling was getroffen betreffende de betaling der subsidie, beloofd bij tractaat van 6 September 1690 (1). Willem III, op 17 Mei uit Engeland overgekomen, vestigde in Juni het hoofdkwartier in de abdij van Bethlehem, om op den 13en van deze maand de Dijle over te steken naar 's-Hertogenrade bij Hamme. Luxem burg geleidde het Fransche leger, ter sterkte van 81 bataljons, 138 eska drons ruiters en 24 eskadrons dragonders over de Sambre naar Fleurus, waar op 14 Juni de dauphin een revue over de troepen hield, waarna het leger naar Gembloux marcheerde, schijnbaar dat der geallieerden naderende, doch de marsch werd van 17 tot 19 Juni voortgezet over Tongeren in de richting van St. Truijen, dus mede in die van Maastricht. Wegens afwezigheid van den commandeur dezer stad, Daniël Wolf van Dopff, die zich als kwartiermeester-generaal bij het leger te velde bevond, zond de koning den kolonel Herman de Wilde „om sorge voor „derselver defensie helpen dragen". Er gebeurde evenwel niets; de weder- zijdsche legers vergenoegden zich met elkander waar te nemen. Koning Willem verplaatste het leger weldra naar Tienen, het hoofdkwartier te Roosbeek, waar het tot 22 Juli bleef opgesteld met den rechtervleugel onder bevel van den keurvorst van Beieren en prins Karel Hendrik van Lotharingen Vaudemont, het centrum (corps de bataille) onder den koning en hertog Ferdinand Willem van Wurtemberg, den linkervleugel onder den hertog van Holstein-Ploen en den graaf van Athlone, te samen tellende 95 bataljons, 178 eskadrons ruiters, 54 eskadrons dragonders en 140 kanonnen. Volgens bericht van Andries Cats, tweede intendant van 's lands legerhospitaal, bevonden zich 560 man van de Staatsche troepen en ruim 1800 Engelschen in de gasthuizen van Brussel, Mechelen, Leuven, Tienen en Sout-Leeuw. Bij een door den koning gehouden revue (1) Res. S.G. 28 Januari, 4 Mei, Seer. Res. S.G. 17 Mei, Res. R. v. St. 14 Mei 1694; zie bladzijde 29.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1950 | | pagina 99