Uit het vorenstaande blijkt duidelijk, dat de bevelvoering uitermate werd be moeilijkt door de talrijke onjuiste berichten, die binnen kwamen. De geruchten stroom en de al of niet juiste berichten over het schieten uit huizen hadden uiter aard veel vat op de nieuw aankomende bataljons en leidden tot grote nervositeit bij deze troepen. Herhaald nodeloos schieten was hiervan het gevolg, waarbij menigmaal op eigen troepen werd geschoten. Kapt. van Gijn rapporteerde een aantal gevallen van tuchteloosheid, wanbegrip omtrent de toestand en plichtsverzuim bij troepenonderdelen, die hij had waar genomen, die aantoonden, dat tal van commandanten hun troep niet in de hand hadden. Intussen was 111-21 R.I. in de vroege morgen, kort na IV-15 R.I., te Rotter dam aangekomen en wel te ongeveer 4.00. Dit bataljon behoorde tot de 2e Groep van bataljons welke de C.V. had moeten afstaan, ditmaal met bestemming Leiden (zie blz. 92). Van dit bataljon was de le Compagnie en de 4e Sectie van de M.C. op voorposten bij de VIII Div. in de Grebbestelling, de overige onderdelen hadden als reserve van de VIII Div. bij Leusbroek (Z. van Amersfoort) juist de reserve stellingen betrokken, toen het bevel voor verplaatsing kwam. Nadat was verzameld, kon te 15.00 worden afgemarcheerd naar het inlaadpunt Quatre-Bras (Oost van Austerlitz), van waar het vervoer plaats had met 1-V Aut. Bat., behorende tot het Aut.Reg. Leiden werd 19.30 bereikt, doch als gevolg van gewijzigde bevelen werd opnieuw ingeladen te omstreeks 21.00 (of 24.00), waarna het bataljon over Zoeterwoude, Zoetermeer/Zegwaard, Bergsche Hoek en Hilligers- berg te Rotterdam aankwam te ongeveer 3.00 a 4.00 op 11 Mei. Gelijktijdig met ÏII-21 R.I. is uit Leiden naar Rotterdam gezonden een sectie (2 st.) pag., vóór April ingedeeld geweest bij 20 G.B. in Overijssel, daarna bij de 20 C.Pag. en met deze naar Leiden vertrokken. De bedoeling schijnt te zijn geweest, dat deze sectie werd ingedeeld bij 111-21 R.I., doch C.-III-21 R.I. heeft dit niet geweten. Van een der stukken was een wiel afgereden. Voor zoveel na te gaan, heeft het andere stuk in stelling gestaan op de Veemarkt, ter beveiliging van de cp. aldaar, tot 13 Mei, waarna de sectie bij 3-III-21 R.I. werd ingedeeld. Te ongeveer 6.00 ontving C.-III-21 R.I., van de kantonnementscommandant bevel, het N. en W.front te versterken en bovendien te zenden: een sectie naar station D.P., een sectie naar station Hofplein en een sectie naar de telefooncen trale aan de Gedempte Botersloot. C.-III-21 R.I. koos zijn commandopost op de Veemarkt, waar zich ook de kan tonnementscommandant bevond. C.-2e Comp., die werd aangewezen voor versterking van het W.front, voor station D.P. en station Hofplein, kreeg zijn cp. op station D.P., terwijl C.-3e Comp., die werd aangewezen voor versterking van het N.front en het telefoon- 117

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1952 | | pagina 133