2 in de Hoevestraat, nabij station D.P. De gemot. Trein werd opgesteld op het van Alkemadeplein, de Trein met paardentractie op het Noordplein. In de morgen te ongeveer 9.00 werd de B.C. bij de Kant.C. ontboden, in ver band met een voorgenomen aanval op Overschie, waartoe was besloten, toen bleek, dat de aanval van I L.K. niet werd doorgezet. Het bataljon bleek daartoe wegens' oververmoeidheid nog niet in staat te zijn, weshalve de aanval werd opgedragen aan C.-Depot luchtstrijdkrachten. In de vroege morgen te 4.18 ontving C.-IV-10 R.I. bevel, zijn bataljon te alar meren en gereed te maken voor afmars, hetgeen te 6.15 was uitgevoerd. Ook 1-11 R.I. was in de vroege morgen gealarmeerd. Vermoedelijk is e.e.a. geschied in verband met de verwachting, dat de pantsertroepen tot een aanval zouden overgaan. Toen de aanval van de mariniers op de Maasbruggen tot staan was gekomen, werden deze afgelost door een Comp. van IV-10R.I., waarbij drie stukken pag' van 11 C.Pag. werden ingedeeld, teneinde te worden geplaatst rondom het land- hoofd der bruggen. Eveneens werd 11-32 R.I. bij het Maasstation door een Comp. van IV-10 R.I. afgelost. In de loop van de morgen van 13 Mei telefoneerde lt.kol. Wilson met de Ch. St.Landmacht en vroeg, welke taak de troepen te Rotterdam hadden. Hij wees er op, dat de toestand werd beheerst, doch dat hardnekkige verdediging zou leiden tot vernietiging der stad. Er werd nog geen beslissend antwoord ontvangen. Voorts werd in codetaal gevraagd, of de Maasbruggen, bij aldien het zou ge lukken, de ladingen aan te brengen, mochten worden vernield, waartoe 5% kans werd gegeven. De toestemming hiertoe werd niet verleend. In de middag werd bericht ontvangen, dat de pantsertroepen Dordrecht waren gepasseerd, (volgens de gevechtsverslagen schijnt dit te zijn begrepen als een „pantsertrein"), dat op doorstoten van de Lt.Div. niet meer kon worden gerekend, dat de Franse troepen in Z. richting waren teruggedrongen en dat de Engelse troepen zich nog te Hoek van Holland zouden bevinden. De O.L.Z. droeg per soonlijk de Kant.C. op, in weerwil van het uitblijven van steun van buiten, des noods tot de laatste man stand te houden en oprukken van de Duitse troepen over de Maasbruggen en in noordelijke richting tot elke prijs te beletten. Er werden daarop door de Kant.C. bevelen gegeven, de bataljons in de O., N. en W.rand van de stad te concentreren in alarmkwartieren, ten einde bij overgangs pogingen troepen in de hand te hebben. De practijk heeft uitgewezen, dat hiervan slechts een gedeelte tot uitvoering is gekomen, zoals bij de frontenbeschrijving zal blijken. 154

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1952 | | pagina 170