Te 11.45 werd vanwege de O.L.Z. aan de Kant.C. getelefoneerd, dat hij op
het ultimatum moest antwoorden, dat slechts een behoorlijk ondertekend geschrift,
dat bovendien de kwaliteit van de afzender vermeldde, in verdere overweging
kon worden genomen.
Te 12.10 vertrok de kapitein der genie J. D. Backer als parlementair met de
volgende mededeling voor de Duitse commandant.
Terwijl de parlementair onderweg was, geschiedde het volgende. Ongeveer 12.00
werd opdracht gegeven, de Burgerwacht te ontwapenen, aangezien dit personeel an
ders wellicht bij een binnenrukken van Duitse troepen als franc-tireurs zou worden
beschouwd. Ongeveer tezelfder tijd (12.15) gaf de Kant.C. aan C.-II-R.J. opdracht,
onverwijld een stelling te bezetten achter de Groene Wetering.
Deze Wetering loopt van de stoppl. 1 km N.O. van het Kralingsche Veer in
W.N.W.richting en bevindt zich dus op enige afstand ten N. van de spoorlijn
naar Gouda.
Een gelukkige keuze voor verlenging van de bestaande verdediging, die bij de
Drinkwaterleiding eindigde en omboog naar Kralinger Hout, schijnt die Groene
Wetering niet.
De opdracht werd gegeven, toen de aandacht aan het zenden van een parle
mentair gewijd was. De aankomst van sterke Duitse strijdkrachten, die eveneens
aanleiding is geweest voor de hierna genoemde luchtverkenningen, gaf vermoedens
omtrent een aanval over de rivier ten O. van de stad.
In de loop van de morgen was (toevalligerwijze, terwijl een verplaatsing aan de
gang was van 1-1-1 Lv.R. van Bergen naar Ruygenhoek) door C.Lvd. de opdracht
verstrekt aan C.-l-I-l Lv.R., een verkenning te doen uitvoeren, teneinde vast te
stellen, of O. van Rotterdam tussen Krimpen a/d Lek en Kralingen brugslag
plaats had. Wegens vermoeidheid der bemanningen werden vrijwilligers gevraagd
aan III-2 Lv.R. en 1-1-1 Lv.R. Gestart zijn een CX van 1-1-1 Lv.R. en CX 700
van III-2 Lv.R.
Het le vliegtuig startte te 11.00 van Ruygenhoek, stelde vast, dat geen brugslag
of poging tot brugslag plaats had, doch verkende enige Duitse transportwagen
colonnes.
174
Rotterdam 14 Mei 1940.
An den Kommandant der Deutsche Truppen.
Ich habe Ihren Brief empfangen. Dieser war nicht unterzeichnet und erwahnte nicht
Ihren militarischen Rang. Bevor einen derartigen Vorschlag in Ueberwagung nehmen zu
können, musz dieser mich erreichen mit Ihrem militarischen Rang, Ihren Namen und Ihre
Unterzeichnung versehen.
Der Oberst-Kommandant der
Truppen in Rotterdam
w.g. P. W. Scharroo.